29 MAART 1993 221 heeft als eigenaar of als toekomstig oud-eigenaar van het perceel één belang, namelijk een maximale opbrengst realiseren, dus zal hij mogelijk komen met flinke kantoorbebouwing en dat soort zaken. Om dat soort zaken af te dekken is er een aantal mogelijkheden. We hebben zelf als fractie ruim een jaar geleden, of misschien nog wel langer geleden, al eens aangegeven: zorg nu voor een voorbereidingsbesluit, zorg voor een bestemmingsplan, zoek een invulling voor zo'n pand. Maar wat zie je in het voorstel? Dat helemaal aan het eind van de rit het college eigenlijk met een flinterdunne mogelijkheid komt op grond van een welstandsadvies. En als je dat summiere advies ziet en zo beoordeelt de commissie het zelf ook, dan denk ik dat dat toch een minimale onderbouwing is. Misschien kan de wethouder mij de exacte data noemen waarop het MAR-advies binnenkwam bij hem en wanneer het eerste gesprek plaatsvond met de eigenaar van het ziekenhuis over die bestemming. Want als je het wilt beschermen, ook al is het misschien niet helemaal een monument zoals wij dat zien, dan zou er wel eens een mogelijkheid kunnen zijn om dat toch overeind te houden. En als je aan het eind van de rit met een, hoewel heel mager, welstandsadvies komt, dan moetje wel weten of dat dat enige waarde heeft in het hele verhaal. Dan praat u over een aanschrijvingsbeleid en dat soort zaken. Maar het wordt steeds moeilijker om dat te gaan doen als het pand steeds verder verkrot raakt. Dan heb je inderdaad te maken met economische uitvoerbaarheid. En ik denk dat best overwogen had kunnen worden, toen er nog niet direct een invulling was, om met een tijdelijke invulling te komen. Daarover hebben we ook al eens een discussie gehad. Ik denk dat er meer zaken zijn te noemen, meer instrumenten zijn dan de wethouder aangeeft. En het is naar onze mening van belang, om daarmee ook tijdig te komen. Onze fractie vindt het noodzakelijk dat er echt eens een onderzoek komt naar de argumentatie van de wethouder over plaatsing van panden op de monumentenlijst. Sophiastraat/Kennedylaan bijvoorbeeld, dat gingen we ongeveer op de laatste dag op de monumentenlijst zetten, toen het bouwplan al bij de Welstandscommissie ter beoordeling had gelegen. Datzelfde is met Sunny Cottage gebeurd. Gelet ook op deze zaken is een deskundig onderzoek om te kijken welke middelen je wel of niet kunt gebruiken in die situaties echt nodig. Daarom doe ik een dringend beroep op de raad om onze motie over te nemen, want we hebben nog een aantal monumenten, maar het is een slechte zaak als we daar niet op een zorgvuldige wijze mee om weten te gaan. Wethouder DE BRUIJN Het betreft voornamelijk een stemverklaring van de heer Garritsen. Ik neem toch afstand van zijn opmerking over een armoedig beleid van de gemeente en ik denk dat de negativiteit die uit zijn woorden spreekt volstrekt onterecht is, daar waar de gemeente tracht datgene te doen voor dit soort panden wat zij kim doen. In een socialistische staat, die misschien in de denkbeelden van de heer Garritsen positief zou zijn, kun je als gemeente exact bepalen en laten doen wat je wilt van particuliere eigenaren, maar dat is niet de lijn zoals we die als college hebben uitgezet. De heer GARRITSEN Mag ik toch één interruptie maken. Laten we de discussie een beetje zinnig houden. Tien jaar geleden was al bekend dat het Ignatius Ziekenhuis wegging. Toen kon je al nadenken over een voorbereidingsbesluit, je had in de bestemmingsplannen kunnen aangeven datje er geen kantoren wilt. Dat zijn hele goede instrumenten die je kunt gebruiken. Het college heeft verzaakt om die tijdig in te zetten. Wethouder DE BRUIJN Als reactie hierop in de richting van de heer Garritsen het volgende. Ik denk dat hij de ruimtelijke ordeningsprocedure exact kent, hij weet wat de waarden en de mogelijkheden van bestemmings plannen zijn. Bestemmingen kun je opleggen, maar een bestemmingsplan zegt niets over het gebouw dat erop staat. Dus wat dat betreft hoeft dat geen enkele bescherming te zijn voor hetgeen daar aan de orde is. Kortom, een en ander staat er volstrekt los van.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1993 | | pagina 221