29 APRIL 1993 244 agenda staat bij de commissie, wij hebben er geen enkel probleem mee om die stukken gewoon in de openbaarheid te leggen. Wat we met de adviezen rond bouwplannen doen is dat we deze dan bij de bouwplannen leggen. Dat lijkt mij het handigste, anders ziet u de relatie niet meer tussen een welstandsadvies en het bouwplan, want dan vraagt u zich af: waar hebben ze het in hemelsnaam over, u kunt gelijk de relatie zien, dus wat dat betreft is dat uiteraard geen enkel probleem. Het laatste punt betreft de benoeming door het college. In de commissie hebben wij uitgebreid gepraat over de voor- en nadelen van het geheel. Wij hebben gecon stateerd dat het hier over zeer specialistische kennis gaat die we trachten in huis te halen, vervolgens geconstateerd dat het een adviesorgaan aan het college is, en daar op een gegeven moment de ruimte aan de commissie nog willen laten om daar mee te doen en te laten wat zij wil. Dat waren de argumenten om te zeggen: laat deze door het college gebeuren. Wat dit betreft kan ik namens het college zeggen dat wij er geen enkele behoefte aan hebben om dat te veranderen, dus ook het amendement niet overnemen. De heer VAN DONGEN Een vraag die ik in feite heb vergeten, nu ik een positief antwoord heb gehad met betrekking tot de commissie Cultuur, is: hoe denkt u dan die commissie erbij te betrekken? Een tweede opmerking is: gezien de behandeling in de commissie en gehoord nu weer uw antwoord, en ik neem toch inderdaad aan dat dit van het college is, en gezien de status van de commissie zelf, hebben wij als CDA geen enkele behoefte aan het amendement. Mevrouw HEESSELS Ik denk dat ik in mijn eerste termijn al heb aangegeven dat wij ook geen behoefte hebben aan het amendement van Groen Links, dus daarop hoef ik verder niet meer in te gaan. Ik moet wel zeggen dat ik het jammer vind dat met betrekking tot een mogelijke herbenoeming het college toch wat star is. Ik denk dat de wethouder wellicht naar de mogelijkheid van een soort ontsnappingsclausule had kunnen kijken. Misschien kwam je dan niet direct op een herbenoe ming uit maar dan had in ieder geval het college nog de mogelijkheid gekregen om als het aan de orde kwam dat in ieder geval dan ook te doen. Ik vind het namelijk wat zwak om te zeggen: op het moment dat er problemen komen, op het moment dat het wellicht aan de orde is, dan gaan we de verordening aanpassen. Ik denk dat het toch netter was geweest om dat op een andere manier te doen. De heer GARRITSEN Wij hechten toch aan die openbaarheid. Wat betreft de beantwoording van de wethouder en ook de opmerking van de PvdA dat men daaraan geen behoefte heeft, denk ik zelf dat het, wil je een stukje betrokkenheid hebben, goed zou zijn om in de besluitvorming als raad, zeker waar dit een vrij belangrijke commissie gaat worden, op die manier erbij betrokken te zijn. Goed, ik constateer dat ons amendement wat dat betreft vermoedelijk te weinig steun zal krijgen. Wat betreft het punt van de openbaarheid: de wethouder zegt het wel, het zou aardig zijn als hij de totale correspondentie eens zou nalezen en ook de brieven van het college. Er is in onze richting na herhaalde keren vragen in verschillende commissies gezegd, en ook ondertekend door het college, dat de adviezen pas naar buiten komen op het moment dat het college daarover een oordeel heeft gevormd. En dat is het probleem. Om maar een voorbeeld te noemen, maar ik kan verschillende voorbeelden noemen, het advies van de Monumenten Adviesraad over het Ignatius Ziekenhuis, dat twee jaar oud was en dat we op het moment toen we besloten om het ziekenhuis te slopen voor het eerst te zien kregen. Ik denk dat de raad er behoefte aan heeft om adviezen over bestaande maar ook over andere bouwwerken te krijgen op het moment dat ze relevant zijn om als fractie te kunnen kijken: ondersteun je een advies van de MAR, wil je er wat mee doen, ja of nee. In het stadium waarin we ze nu krijgen is het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1993 | | pagina 244