28 JANUARI 1993 24 aandacht zullen besteden en dat betreft tentoonstellingen, discussie-avonden, misschien nog een symposium, excursies waar dan ook naartoe. Kortom, wij zullen zorgen dat we met zijn allen weten waarover we het hebben, want tweedimensionaal een gebouw goed bekijken is een stuk lastiger dan driedimensionaal. Mevrouw Van Beusekom, het budgetrecht is uiteraard aan de raad. Dat betekent dat we nu nog geen 150.000,-- vragen, sterker, het college heeft daartoe ook niet besloten. Het college heeft alleen richting gegeven aan de mogelijkheden voor de instelling van een Architectuurfonds. Ik zou het volstrekt ongewenst vinden als wij als college aan u zouden voorstellen een bepaald bedrag ter beschikking te stellen, zonder dat u weet wat we er exact mee doen en hoe we erover zullen beschikken. Het gaat om de lijn die het college heeft aangegeven, die zullen we verder moeten uitwerken, de randvoorwaarden zullen we moeten opstellen en als we het met zijn allen daarover eens zijn, dan pas mogen we geld vragen. Ik denk dat dat de koninklijke weg is, exact weten waarvoor je wat vraagt. Vandaar dat wat dat betreft nu nog niets aan u wordt gevraagd. De meest belangrijke vraag is, denk ik, of een en ander tot goede architectuur leidt, afgezien van de definitie van goede architectuur. Mogen we dat maar hopen. We moeten ook niet verwachten dat we vanaf volgend jaar de omslag in de bouwwijze, of in de architectuur direct overal in de stad zullen zien. Het is een langzaam proces. We moeten daarvan ook geen wonderen verwachten, want uiteindelijk is de gemeente in vele gevallen geen opdrachtgever. Het is dus die samenspraak met elkaar om te komen tot iets hogers. Wat we wel hebben moeten constateren is dat met name het economisch belang van goede architectuur door het bedrijfsleven, met name door de aannemerij maar ook door de opdrachtgever, nadrukkelijk wordt onderkend. Het is opvallend hoe met name de laatste anderhalfjaar bij projectontwikkelaars, bij bouwers en bij aannemers gepraat wordt over hoe hoogwaardige architectuur kan worden gerealiseerd. Het is het visitekaartje van het bedrijf, het is een meerwaarde voor de ruimte waar het bedrijf staat en het is bovendien een meerwaarde voor de grondverkoper. Want een aantrekkelijk gebied met aantrekkelijke bebouwing verkoopt altijd handiger, dan wanneer er wat onordelijke bedrijven staan. Dat zijn zaken die op een gegeven moment meespelen in al die afwegingen. Van de beeldkwaliteitsplannen, mijnheer Garritsen, denk ik dat het logisch is dat die verder moeten worden uitgewerkt. Er staat nog geen concrete aanpak in van gebiedsdelen. Wij hebben wel aangegeven datje de stad in vier verschillende soorten gebieden kunt indelen. Als u deze beleidslijn hebt vastgesteld, gaan we de urgentie van die gebieden bepalen en daar ook een typologie aan verbinden en op basis van die typologie wordt aangegeven wat we daarmee gaan doen. Dat kan een beeldkwaliteitsplan zijn, dat kan ook met een licht welstandstoezicht zijn. Ik vind dat het nu te ver gaat om dat al in te vullen. Ik denk wel dat we uitdrukkelijk met de commissie zullen bespreken hoe we daarmee omgaan, waarbij het monumentenaspect nadrukkelijk aan de orde zal moeten komen. De heer VAN DONGEN Mag ik vragen of er al een opvatting is van het college met betrekking tot het amendement. Wethouder DE BRUUN Sorry, mijnheer Van Dongen. Voordat deze vergadering werd hervat, hebben we in het college kort over het amendement gepraat en ik mag u namens de grootst mogelijk meerderheid van dit college mededelen dat zij u dit amendement ontraadt. De heer VAN DONGEN U hebt weer gemerkt, althans uzelf en een aantal commissieleden dat we prinsheerlijk de commissie hebben overgedaan. Dat kan als je mijn leeftijd hebt bereikt, want dan moet je het twee keer horen. Maar zover ben ik nog niet. Wat ik ook nog heb geconstateerd, maar daarover durf ik geen oordeel uit te spreken voor mijn collega-raadsleden, is dat ook de wethouder erin is geslaagd om twee keer exact hetzelfde te zeggen en daar heel veel tijd voor te nemen. Ook

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1993 | | pagina 24