27 MEI 1993 291 van de nota 1986 best geslaagd. Daarin werd klip en klaar duidelijk gemaakt wat wel en wat niet is gelukt. Uw onvrede uit zich ongetwijfeld, als ik u goed interpreteer naar de perspectieven voor de toekomst en ik denk dat daarover inderdaad nog eens moet worden nagedacht. Ik heb toegezegd dat wij proberen structureel capaciteit vrij te maken voor het jeugd- en jongerenwerk. Dat betekent dus structurele beleidscapaciteit. En met u ben ik van mening dat het daaraan de afgelopen jaren heeft geschort. Akkoord. 120. VASTSTELLEN MEERJARENPROGRAMMA 1999 IN HET KADER VAN HET BESLUIT RIJKSSUBIDIĆ«RING RESTAURATIE MONUMENTEN. De heer GARRITSEN De jaarschijven stellen we ieder jaar vast. Waarover we ook bijna ieder jaar in de commissie en dat was in het verleden de commissie Cultuur, spraken, was de verantwoording van de besteding van de gelden voor de jaarschijf die op dat moment aan de orde was. De systematiek is, dat op het moment dat er veranderingen in kunnen komen het college de bevoegdheid heeft om dat te doen. Maar we hebben nooit een goede rapportage gekregen over welke gelden er aan monumentenbeleid zijn besteed. En daarnaar is denk ik al wel drie, vier jaar gevraagd in de commissie en het is iedere keer weer toegezegd. Ik heb begrepen dat de afgelopen keer in de betreffende commissie die vraag ook weer is gesteld en het is weer toegezegd. Ik zou nu van de wethouder wel eens willen weten wanneer wij de rapportages kunnen krijgen van de jaarschij ven, de uitvoering daarvan met de motivering waar er verschillen zijn en waarom die verschuivin gen zijn aangebracht. Mevrouw NEEB-WIEGERSMA De jaarschijf 1999 in het raadsvoorstel correspondeert niet met de bijlage over het meerjarenpro gramma, de bedragen van de Laurentiuskerk en de Martinuskerk zijn verwisseld. Ik heb daarover contact gehad met de ambtenaren en zij zouden het aanpassen. Ik zie niets op tafel liggen, maar ik hoop wel dat het alsnog wordt aangepast, want ik denk dat het netter staat om een correct raadsvoorstel naar het Ministerie van W.V.C. te sturen. Wethouder DE BRUIJN In de richting van de heer Garritsen het volgende. Toegezegd is om via een jaarlijkse rapportage te kijken waaraan het geld is besteed, dat is op zich geen probleem. In het verleden hebben wij jaarschijven vastgesteld tot exact het bedrag dat is gekregen en daarin hebben nauwelijks enige wijzigingen plaats gehad. Een verantwoording van de afgelopen jaren kunnen we voor u op tafel leggen, maar kent nauwelijks wijzigingen, omdat daarin geen alternatieven zijn aangebracht. Dit is de eerste jaarschijf, waarbij we nadrukkelijk hebben aangegeven wat de feitelijke problematiek is in het kader van het totale monumenten gebeuren. Pas in 1999, maar ook op het moment dat er tussentijds tot 1999 wijzigingen plaatsvinden zullen we daarover met de commissie nadrukkelijk praten, want er kunnen zich best wel eens calamiteiten voordoen. Daarnaast moeten we wel rekening houden met het feit dat een heleboel bedragen doorlopende bedragen zijn, die te maken hebben met in gang gezette ontwikkelingen, denk daarbij aan de twee projecten die mevrouw Neeb noemde. Maar wij zullen dat uiteraard, ook indien het op de lange termijn effect mocht hebben, met de commissie doorspreken. De opmerking van mevrouw Neeb is mij geworden. Ik heb de besluitvorming nagekeken in relatie tot dat wat feitelijk aan de hand is. De besluitvor ming is juist. Dus de bijlage die erbij zit klopt. Nu hadden we het hele raadsvoorstel opnieuw kunnen uitdraaien en u gisteren doen toekomen, maar het besluit is overeenkomstig de werkelijkheid, met andere woorden het besluit dat u als raad neemt is conform de toezeggingen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1993 | | pagina 291