1 JULI 1993
322
Als je op enige wijze met de burger in contact wil treden, dan moetje dat niet vooraf afbakenen,
door de politiek laten beklinken en dat voorleggen aan de burgers. Neen, laat die burgers zelf,
naar aanleiding van alle zaken op een rijtje, eens een open discussie met ons aangaan. En dat
het een financiering zou zijn van de diverse partijprogramma's voor de komende verkiezingen
is natuurlijk helemaal achterhaald. Ik hoop tenminste voor Groen Links dat ze ook op tijd zijn
begonnen hun eigen programma te schrijven en dat zij dus vóór die tijd al klaar zullen zijn om
hun eigen achterban hun eigen programma voor te leggen.
De heer SCHRODER
Daar kunt u gerust vanuit gaan.
De VOORZITTER
Ik dank de heren Dubbelman, Sandberg, De Leeuw en mevrouw Heerkens voor hun opmerkingen.
Het college kan daarmee instemmen en dat zal blijken uit mijn reactie. Uw opmerking die met
name betrekking heeft op de goedkeuring die u vanavond geeft aan het krediet voor de
communicatieprocedure heeft onze instemming. Uw opmerkingen ten aanzien van de status van
het stuk zijn, denk ik, in de commissie al uitgebreid aan de orde geweest. Daar hebben we niets
aan toe te voegen, omdat het ook onze mening was. Ten aanzien van de heer Schroder zou ik
bijna willen zeggen: wie, beste mijnheer Schroder, is waardevrij in deze samenleving? Uw fractie
denk ik niet en dat geldt voor ons allemaal, dus ook voor de ambtenaren die betrokken zijn
geweest bij de opstelling van dit stuk. U maakt eigenlijk twee hoofdopmerkingen. In de eerste
plaats dat u de weg principieel de juiste vindt. We hebben daarover met elkaar van gedachten
gewisseld in de commissie. Het is uw goed recht om te vinden dat politieke partijen daarin een
rol moeten spelen en het ambtelijk apparaat c.q. het college van burgemeester en wethouders
niet. Wij hebben toch gemeend om aan de opdracht, zoals die bijvoorbeeld ook in het programak
koord is verwoord, om dat gat tussen burger en politiek te dichten ook in ieder geval ook van
de zijde van het college burgemeester en wethouders een bijdrage te moeten leveren. Of dat werkt,
dat zal uiteindelijk de toekomst uitwijzen en of dat ook leidt tot aanpassing van beleid of tot nieuwe
ideeën op de beleidsterreinen, dat zal blijken als er te zijner tijd een programakkoord wordt
vastgesteld en als de politieke partijen, die deelnemen aan zo'n programakkoord, zullen vaststellen
wat zij doen met alles wat er op dat moment aan materiaal aanwezig is, waarbij, mijnheer
Dubbelman, uiteraard de partijen die met hun programma's de verkiezingen ingaan een centrale
rol zullen vervullen. In uw tweede opmerking vindt u dat de nota Breda 2000 voornamelijk een
bestendiging is van de vorm van het bestaand beleid. De heer De Leeuw heeft daar denk ik al
terecht enige kanttekeningen bij geplaatst. Als ik overigens vaststel dat, ik doe een blinde gok,
uw fractie de afgelopen jaren globaal met zo'n tachtig procent van de voorstellen die in de raad
aan de orde zijn geweest heeft ingestemd, dan is dat, als het gaat over
De heer GARRITSEN
U vindt het nog teveel, eigenlijk.
De VOORZITTER
Nou, daar moet ik nog eens over nadenken. Ik weet niet of het wel goed is dat u overal mee
instemt. Maar u heeft in ieder geval globaal met tachtig procent van de voorstellen ingestemd
en dan stel ik vast dat u zich dus ook in belangrijke mate in het beleid, zoals dat door het college
wordt uitgestippeld op basis van het programakkoord, kunt vinden. In dat opzicht zou u niet zo
schrikachtig moeten zijn van een nota waarin volgens u voor een deel bestaand beleid staat.
Nogmaals, ik denk dat herhaling van zetten in dat opzicht geen zin heeft. We nemen kennis van
uw opmerkingen en wellicht dat we ook de mening van de bevolking van Breda de mening van