1 JULI 1993 338 dat op de begane grond zit. De mensen daarvan zullen eerst naar boven moeten gaan, dan moeten ze de luchtbrug door en dan weer naar beneden. Ik denk dat een aantal van hen toch via de begane grond blijft komen. En dan vraag ik me af of het echt zo nuttig is om zelf zo'n bedrag te gaan investeren voor een luchtbrug, daar waar het gaat om een verhuurkantoor. Ik denk dat dat onverstandig is. Wethouder DE BRUUN We hebben getracht met de aanvullende informatie, zoals u die heeft ontvangen, wat onduidelijk heid weg te nemen. Ik heb het gevoel dat dat niet helemaal is gelukt, maar toch ook gedeeltelijk weer wel. Ik zal proberen voor de rest, voor zover mogelijk, de onduidelijkheid weg te nemen, maar we kunnen niet alles tot in detail nu aan u voorschotelen. Wij hebben het in de commissiever gadering al aan de orde gehad, je loopt in dat traject een beetje gelijk op met de realisatie van het verhuurkantoor: wanneer moet je bestellingen verrichten om op een gegeven moment dat verhuurkantoor feitelijk ook te kunnen inrichten en geschikt te maken voor de ambtelijke organisatie. En aan de andere kant hebben we het reorganisatieproces, waarover het college op 6 juli een uitspraak hoopt te doen. Maar dat is natuurlijk niet alles, want uw raad moet over de reorganisatie ook nog een uitspraak doen en dat weet de heer Garritsen ongetwijfeld. Als we samen op d&t moment gaan zitten wachten, dan weten we in ieder geval één ding heel zeker en dan is één ding heel helder in alle mogelijke onhelderheden en dat is dat we het dan nooit halen om in de eerste helft van het volgend jaar het verhuurkantoor te betrekken met onze ambtelijke organisatie. Dat heeft uiteraard weer allerlei andere consequenties zoals: tijdelijke huisvesting zoeken, langer laten wachten, dubbele kosten en dergelijke. Kortom, in een bepaald moment van het traject denk je dit aan te kunnen en wij denken dat we op dit moment voldoende mogelijkheden hebben om aan te geven hoe de exploitatie is en wat de mogelijkheden van het verhuurkantoor zijn. Dat betekent wel dat we u nog niet direct kunnen zeggen wie waar komt te zitten. We moeten constateren dat we bij de intentieverklaring van 16 juli vorig jaar via raadsbesluit hebben vastgesteld om ruim 4.800 m2 voor 20 jaar te huren. Dat leidt tot 20 24 m2 per werkplek en dat leidt andersom geredeneerd tot ongeveer 200 werkplekken, waarin dan nog ruimte zit van eventueel 25 meer, maar dat hangt af van de bruto- en nettoverhouding die uit de totale verhalen naar voren moet komen. Wij zijn dus in dit geval op de voorzichtige toer gaan zitten. Overigens is het een standaard aantal vierkante meters dat we in het Stadskantoor ook willen aanhouden. U weet dat we in het Stadskantoor op een gegeven moment ook wat teveel mensen hadden zitten in relatie tot het aantal waarvoor wij het hadden weggezet. Je kunt dat op deze manier rechtbreien. Maar conform de standaarden zoals wij die in het Stadskantoor willen hanteren, willen wij die ook in het verhuurkantoor hanteren. Bestaat er ook nog enige flexibiliteit, als je op een gegeven moment ruimte vrij krijgt omdat je minder dan de maximale invulling reali seert, om daarvoor tot onderverhuur over te gaan of tijdelijk niet gebruiken? Ik denk dat die flexibiliteit eigenlijk nauwelijks meer aanwezig was, op het moment dat wij een intentieverklaring en een verhuurcontract voor 20 jaar hebben getekend. Dat betekent dat wij het gewoon voor 20 jaar huren, en dat we daarmee op een gegeven moment rekening moeten houden. We kunnen alsnog kijken, maar dat heeft met hele andere logistieke problemen te maken, of er in het contract ruimte zit, als het personeelsbestand sterk terugneemt. En de heer Sandberg zei al dat straks met de decentralisatie en met de deregulering misschien wat ruimte ontstaat. Maar hij herinnert zich waarschijnlijk nog beter dan ik de discussie over het Stadskantoor, waarbij de flexibele opzet van het Stadskantoor dusdanig was gekozen dat de bovenste verdieping van de achterzijde mogelijk verhuurd zou kunnen worden, èls het aantal medewerkers af zou nemen ten gevolge van decentralisatie en deregulering. Maar wat hebben we geconstateerd? Dat het aantal medewerkers zeker niet is afgenomen, laat ik me op deze manier eufemistisch uitdrukken. Kortom, het is natuurlijk heel moeilijk aan te geven of we meer ruimte creëren om er op die manier mee om te gaan. Ik denk wel, als we dat doen en er is minder nodig, dat we dan moeten kijken of we

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1993 | | pagina 338