1 JULI 1993 345 oproepen, terwijl we van alles in het werk stellen om dat beeld te verbeteren. In de commissie is uitgebreid inhoudelijk op de verordening ingegaan. Dat zullen wij nu niet meer doen. Wij willen ons in deze raad beperken tot de consequenties en die zijn voor de VVD-fractie niet aanvaardbaar. In het voorstel schrijft het college dat u met deze verordening een leemte in het vergunningenbeleid wilt voorkomen. Wel, dat willen wij ook. Maar wat wij niet willen is dat er van de ene op de andere dag een verscherpt en overregulerend beleid wordt ingevoerd, zonder dat er van enige belangenafweging sprake is. Dat blijkt uit het onderdeel inspraak, waar alleen de corporaties worden genoemd. De Kamer van Koophandel is altijd bij het beleid èn de aanvragen betrokken geweest en ook om advies gevraagd. Een slecht voorbeeld voor het Communicatieplan 2000, waarin beleden wordt de kracht van de ondernemers, de Kamer van Koophandel en de gemeente te bundelen voor wat betreft de detailhandelsontwikkeling van de binnenstad. Wel, nu heeft het college dat niet nodig gevonden. Ook daaruit blijkt de sterke eenzijdigheid van dit woonruimtebe- leid. Voor de woonbuurten zou dit beleid voor ons nog aanvaardbaar zijn, maar voor gebieden met gemengde functies, of waar zakelijke functies overheersen en eerder gestimuleerd moeten worden, is dit beleid voor de VVD-fractie ten enen male niet aanvaardbaar. En het mag u duidelijk zijn dat wij tegen dit voorstel zullen stemmen. De VOORZITTER De wethouder heeft geen behoefte aan een reactie, hij beschouwt het als een stemverklaring. Mevrouw VAN BEUSEKOM-NIX Mag ik dan toch nog een vraag stellen waarop ik wel een antwoord wil hebben? Hoe kan het dat u in het Communicatieplan spreekt van de bundeling van krachten van de Kamer van Koophan del, de ondernemers en de gemeente en dat vervolgens dat advies niet ter inzage heeft gelegen? Hoe heeft dat overleg dan plaatsgevonden? Wethouder DE BRUIJN Dat is meer dan een stemverklaring. Ik denk dat we de zaak niet moeten dramatiseren. Ik denk dat we alleen moeten constateren dat per 1 juli en dat is vandaag, de Huisvestingswet in het leven is geroepen en van kracht is. Daarbij is een aantal wettelijke regelingen buiten werking gesteld, onder andere artikel 56 van de Woningwet 1962. Dat betekent dat op dat moment daarvoor een tussenoplossing moest worden gevonden, conform het beleid dat wij tot gisteren hebben gevoerd. Voor een heleboel aspecten zijn er overgangsregelingen in de wettelijke maatregelen mogelijk. Echter, voor deze artikelen is geen overgangsregeling ingebouwd in de Huisvestingswet. Dat betekent dat wij daarvoor een tussenoplossing moesten hebben. Wij hebben aansluiting gezocht bij het beleid dat wij tot nu toe hebben gevoerd en dat geënt was op een zorgvuldige afweging en een zorgvuldig beheer van de bestaande woningvoorraad, met inachtneming de wens om in bepaalde gebieden de woonruimte in ieder geval te handhaven, zoniet de woonfunctie te versterken Het past dus geheel binnen de beleidslijnen. De Kamer van Koophandel heeft tot nu toe altijd een adviserende rol gehad over de specifieke aanvragen die er lagen, dat blijft overeind. Er is dus geen sprake van een feitelijk verscherpt gebeuren ten opzichte van de vorige methodiek, integendeel, zeggen sommigen, maar dat is een exegese: de een zegt het is versoepeld, de ander zegt het is verscherpt. Wij zijn van mening, dat we op deze manier in ieder geval de beleidslijnen zoals we die in het verleden hebben uitgezet kunnen handhaven en dat er niet expliciet iets anders aan de orde is. Mevrouw VAN BEUSEKOM-NIX Als wij zeggen: klakkeloos overnemen van V.N.G.-modellen; er is geen criterium waaraan getoetst kan worden; het is gevaarlijk datje zo de behandelende ambtenaren in een moeilijke positie drukt,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1993 | | pagina 345