1 JULI 1993 348 gezamenlijkheid van de rest zou er ook in moeten bijdragen en dat moet dan uit de algemene middelen en daar hebben wij alleen de post onvoorzien voor, vandaar dat deze keuze is gemaakt. De heer Van Os vraagt naar de duurzaamheid van het beleid. Daarop komen wij bij de begroting terug. Wij zullen daaraan nader vorm geven en een voorstel aan u voorleggen. Mevrouw Van Beusekom gaat in op de inhoudelijke aspecten, waar zij zegt: het college constateert hier dat het architectuurbeleid een en al verwarring is. Wat heeft dat voor effect op de acute problemen? Ik heb het in de commissie ook al gezegd: we moeten van het opzetten van architectuurbeleid niet een deus ex machina verwachten, of: nou is alles botertje tot de boom, of meer van dat soort dingen. Het is een proces dat in de tijd zijn bewijzen zal moeten leveren. Mevrouw VAN BEUSEKOM-NIX Bij interruptie. U begint zelf in de inleiding bij de motivering met te stellen: het ontbreken van consensus, het ontbreken van een uniforme gedragslijn, gebrek aan kennis en waardering en onvoldoende bekendheid met het Bredase architectuurbeleid. Daarvan zeg ik, dat vind ik een dramatisering, en als u dat zo overtrekt dan zou u harder moeten lopen, dat is gewoon mijn verhaal. Ik probeer een duidelijke lijn te leggen over hetgeen uzelf stelt en wat wij dan daarna moeten vinden. Wethouder DE BRUIJN Ik denk dat we allebei over hetzelfde praten, dat we allebei constateren dat er nog het nodige moet gebeuren om de neuzen in dezelfde richting te krijgen. Dat is de conclusie die wij hebben getracht hier weer te geven. Maar mevrouw Van Beusekom vindt het wat gedramatiseerd. Ik denk dat we gewoon tot de nuchterheid over moeten gaan en moeten constateren dat de neuzen nog niet dezelfde richting ingaan en dat we met het architectuurbeleid in iedere geval willen proberen dat de neuzen ongeveer in dezelfde richting staan en dan zijn we al een heel eind. En dan kunnen er inderdaad condities gevormd worden, die kunnen leiden tot een goed architectuurbe leid en dat zal uiteindelijk moeten leiden tot een volwaardige architectuur in het Bredase. Er zitten geen toetsingscriteria aan het architectuurbeleid, dat is maar goed ook want toetsingscriteria zijn zaken die op een gegeven moment een eigen leven gaan leiden. Het instrumentarium waarover we discussiëren, ook met de marktpartijen, zijn beeldkwaliteitsplannen en dat zal de lijn moeten aangeven waarbij de architecten hun volledige vrijheid kunnen houden om binnen die randvoor waarden helderheid te kunnen scheppen en op een gegeven moment hun eigen architectuur te kunnen beoefenen. Het is niet zo dat architectuurbeleid het handschrift definitief bepaalt van elke architect en dat we hem dus eigenlijk niet meer nodig hebben. Een directe oplossing van de acute problemen ligt denk ik met name in de communicatie die we op korte termijn kunnen bewerkstelli gen. En we moeten constateren dat de communicatie in ieder geval al intern, maar ook extern met de marktpartijen en dan hebben we het over sociale ontwikkelaars, projectontwikkelaars en bouwers, is gestart. We moeten constateren dat het een gezamenlijke wens is om daar eens goed met mekaar over te praten en dat we met z'n allen willen dat er iets goeds van de grond komt. Kortom, dat is al het eerste gewin en dat is nog geen kattegespin, maar ik denk wel dat dat in ieder geval de weg is die we op moeten gaan. De heer VAN DE STEENOVEN Ik moet toch even toelichten waarom wij uiteindelijk akkoord zullen gaan met dit voorstel. De vorige dekking vonden wij veel beter en onvoorzien vinden wij eigenlijk een verkeerde dekking. We vinden dat het alles te maken heeft met grondbeleid, maar aan de andere kant vinden we het architectuurbeleid zo van belang en vinden we het ook een goede zaak dat het nu eindelijk van de grond komt, dat we zullen instemmen met het voorstel.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1993 | | pagina 348