28 JANUARI 1993
36
te maken over de alternatieven, over de randvoorwaarden, voordat we in de toekomst concreet
over dat parkeerbeleid zullen gaan spreken. De alternatieven die de weggebruiker tot een
verstandig besluit moeten lokken zijn er simpelweg nog niet. Er zijn aanzetten en we hebben
gesproken over datgene dat we ten aanzien van de infrastructuur voor de fietsers willen, we weten
wat we met het openbaar vervoer willen, althans we hebben een richting gekozen, maar er zijn
nog zo weinig duidelijke effecten van te zien. En juist die reeks van voorwaarden moet leiden
tot een ander keuzegedrag. Dat is ook wat we met z'n allen proberen te bereiken. Pas op het
moment dat er kwaliteit en ruimte geboden worden voor de keuze van het alternatieve
vervoermiddel, want dat is een afweging die ieder voor zichzelf maakt als je aan het verkeer
deelneemt, dan is de vraag aan de orde hoeveel parkeerplaatsen erbij zouden moeten komen,
of juist niet. Dan moetje die randvoorwaarden eerst optimaal hebben ingevuld, zeker ten aanzien
van de doelgroep fietsend verkeer en het openbaar vervoer. Aan de andere kant is er natuurlijk
die economische sterke binnenstad, die ook voor de nabije en verre toekomst ruimte moet krijgen
voor vooral innovatie en sterkere profilering van kunst en cultuur, waar we ook allemaal achter
zijn gaan staan. We waren het er in politieke hoofdlijnen over eens dat we ruimte moeten laten
om ten aanzien van de parkeerproblematiek beslissingen te nemen op het moment dat we die
zien aankomen. Mijn fractie laat zich op dit moment niet vastleggen op politiek arbitraire opties,
maar wenst eerst uitvoering van een aantal randvoorwaarden, waarvan ik u heb gezegd dat we
inderdaad de eerste aanzetten zien, maar die per saldo nog niet effectief duidelijk meetbaar zijn.
Ze zijn wel wezenlijk voor de aanjaagfunctie van de binnenstad. Dat is ook een van de facetten
geweest uit het Structuurplan voor de BinnenstadWat ons betreft het volgende: randvoorwaarden
zo goed mogelijk waarmaken, kijken wat je dan nog tekort komt of teveel hebt en het vergelijk
tussen die twee vertalen in beleid en uitvoering, met daarbij steeds de mogelijkheid om tussentijds
aan te passen. De maatschappelijke werkelijkheid laat zich niet wringen in het korset van de
vooruitberekeningen en de politiek zal fasegewijs prioriteiten moeten aangeven. Wel, daartoe
zijn we bereid. Ik heb dat van de verschillende fracties gehoord. Voor ons rijst dan toch de vraag
of het betreffende uit te besteden onderzoek zoveel toevoegt aan alles wat we al weten en of het
iets bijdraagt bijvoorbeeld aan de modelsplit. We zetten er vraagtekens bij. Maar u zult
ongetwijfeld in uw tweede termijn die vraagtekens ombuigen tot uitroeptekens. Ik vraag eigenlijk
gewoon een voorstel waarmee we door de deur kunnen, waarmee we uit de voeten kunnen en
dan kan vervolgens het openbaar vervoer zijn verantwoordelijkheid nemen en de gemeente de
voorwaarden, waar we het toch over eens zijn, daadwerkelijk scheppen en dan kan er werkelijk
iets gedaan worden aan de vermindering van de groei van de automobiliteit. Tot slot een reactie
op de motie van de heer Garritsen. Ik denk dat mijn fractie bij de motie drie dingen vaststelt.
Ten aanzien van de punten 1 en 2 van de motie het volgende. De raad heeft in het recente verleden
dienaangaande heel duidelijke uitspraken en signalen richting college gegeven. Daar wordt op
dit moment binnen de gemeente hard aan gewerkt en wij zien geen aanleiding om dat nog een
keer met een motie extra te bekrachtigen. Punt 3 van de motie zegt dat in het Structuurplan voor
de Binnenstad het aantal parkeerplaatsen wordt vastgespijkerd op de huidige capaciteit. Ons
probleem is dat dat leidt tot extreme beperkingen in de toekomst, die dan zouden kunnen leiden
tot problemen, want dat betekent dan bijvoorbeeld dat de economische groei, of een verdere
profilering van kunst en cultuur, of welke functionele relatie in de binnenstad dan ook geen
mogelijkheden meer krijgen. Dat zou dan uitgesloten zijn. Ik denk dat er voldoende argumenten
zijn voor de CDA-fractie om de motie niet te ondersteunen.
De heer PEETERS
Zoals de wethouder al zei: het is thans alleen een onderzoek. En ik heb al te kennen gegeven
dat wij in ieder geval blij zijn dat in dat model die uitbreiding van 500 plaatsen ook is
meegenomen. Dat betekent dat tot het jaar 2007, dus over een periode van 15 jaar, het aantal
plaatsen met niet meer zal toenemen dan 500, als er uitbreiding met betrekking tot winkels,