23 SEPTEMBER 1993
378
en bewondering geniet. Met recht wordt in het preadvies gesteld dat we op de goede weg zijn,
maar tevens wordt ook terecht vastgesteld dat er nog veel te doen valt om de verdere doelstelling
van het beleid te realiseren. De voorliggende nota zet daartoe een goed spoor uit. Waar
aanvankelijk in het ouderenbeleid het accent wat eenzijdig op de zorgfunctie werd gelegd, een
zorg die natuurlijk gegarandeerd moet blijven, wordt daarnaast thans meer de nadruk gelegd op
het bewerkstelligen van een volwaardig functioneren van ouderen in de samenleving. De in de
nota gekozen actiepunten zijn vooral daarop gericht. En ik sluit mij aan bij wat mevrouw Brosky
al zei: het is belangrijk dat ouderen bij de aanpak rechtstreeks worden betrokken. Met rechtstreeks
bedoel ik te zeggen: niet alleen via de ouderenbonden, maar ook de niet-georganiseerde ouderen.
En tot slot: alhoewel het geen dikke omvangrijke nota is, is hij toch volledig en duidelijk. Mijn
compliment daarvoor.
De heer DE LEEUW
Ik kan me aansluiten bij de laatste opmerking van de heer Peeters. Het gaat hier om een goede
nota en ik denk dat ook mag worden opgemerkt dat ook de inspraak wat dat betreft goed terecht
is gekomen in deze nota en voor een deel aan de helderheid heeft bijgedragen. We praten hier
over een duidelijke omslag. Tot nog toe, niet in zijn geheel, waren we meer bezig vóór de
ouderen, nu gaan we veel meer aan de slag mèt de ouderen en ik hoop dat bij de verdere invulling
en de uitwerking de ouderen ook zo breed mogelijk worden betrokken. Goede projecten, het
legt wel een soort van hypotheek voor de toekomst als we zien wat voor projecten er allemaal
moeten worden uitgevoerd, dus de middelen zullen in de toekomst moeten worden gevonden.
Maar één grote zorg blijft ten aanzien van het hele ouderenbeleid en dat is het Rijksbeleid op
dit moment ten aanzien van de woonzorg. We zien dat het straks toch mogelijk zal zijn dat alle
voorzieningen die wij nu in feite graag van de grond willen tillen en al hebben gedaan misschien
niet meer bereikbaar zijn voor de minder draagkrachtige ouderen. Het is heel moeilijk om daar
nu al op te reageren, om daar nu op in te spelen, omdat we niet precies weten wat we doen.
Maar ik zal graag van het college willen weten hoe zij richting Den Haag reageert op de signalen
die wij nu krijgen.
Wethouder VAN RAAK
Ik dank de verschillende sprekers voor de ondersteuning en de complimenten die met betrekking
tot deze nota zijn gemaakt. Ik ben blij met deze raadsbrede ondersteuning van het beleid, waarin
we inderdaad toch het nodige hebben gedaan. De meeste sprekers wijzen erop dat er sprake is
van een omslag in ons beleid dat wij nu een x-aantal jaren voeren. Er is een omslag van vóór,
zoals de heer De Leeuw zegt, naar mèt ouderen, of zoals ik dacht dat de heer Peeters het
formuleerde: van zorg vóór ouderen naar participatie mèt ouderen, of en laat ik het dan ook
formuleren zoals mevrouw Brosky het formuleert, want eigenlijk is dat ook een gedeelte van
de problematiek, van categoraal naar algemeen beleid. Het zijn de drie punten waarop we op
een andere manier de omslag, die we op dit moment maken, in deze nota voor de komende jaren
vast proberen te leggen. Bedankt voor de complimenten, bedankt voor de ondersteuning. Ik moet
iets langer ingaan op de vraag van de heer De Leeuw, omdat die wat moeilijker is. Inderdaad
heeft de Tweede Kamer binnenkort een discussie over de woonzorgcomplexen. En binnen de
woonzorgcomplexen heeft de Rijksoverheid eigenlijk voor wat betreft het oude substitutiebeleid,
zoals we dat zo langzamerhand hadden leren kennen de afgelopen jaren en waarin maatwerk werd
geleverd via reikwijdteverbreding van de Wet op de Bejaardenoorden tot en met substitutiemoge
lijkheden in het kader van het flankerend ouderenbeleid, opnieuw schotten getrokken, waardoor
de substitutie onmogelijk wordt gemaakt. Het Rijk heeft een grijs middengebied gecreëerd van
de zogenaamde woonzorgcomplexen. Men zegt dat intramuraal eerst de oude verpleeg- en
verzorgingshuizen een geheel moeten worden. Dan komen de woonzorgcomplexen, waaronder
onze steunpunten waarschijnlijk zullen vallen die door de Provincie worden gesubsidieerd en