23 SEPTEMBER 1993 389
De VOORZITTER
Ik geef u ook de gelegenheid om straks te reageren op dat wat het college heeft gezegd.
Wethouder VAN RAAK
Het zal duidelijk zijn dat ook het college de noodzaak erkent om iets aan de situatie van PARA
te doen. Een aantal sprekers uwerzijds heeft gewezen op de toekomstige ontwikkeling met
betrekking tot het Concordiaterrein, anderzijds is ook verwezen naar de Beleidsnota 1992 van
PARA zelf, waarin gewezen werd op het feit dat er èn een te kleine personeelsbezetting was èn
dat de accommodatie, gegeven de groeiende vraag naar speelruimte, niet voldeed. Wij hebben
per 1 januari 1993, meen ik me te herinneren, de part-time beroepskracht omgezet in een full-time
beroepskracht, waarmee we al iets tegemoet zijn gekomen aan de personele situatie. Alleen het
probleem met betrekking tot de huisvesting is blijven liggen. Aanvankelijk hadden we daarvoor,
en dat weet u ook, met z'n allen plannen met betrekking tot de ontwikkeling van de schouwburgsi
tuatie. Toen op een gegeven moment in de schouwburgkwestie een andere besluitvorming voorlag,
is PARA daarbuiten gelaten en toen hebben we tegelijkertijd met PARA samen een werkgroep
gevormd om te kijken wat we dan eventueel aan die huisvestingssituatie zouden kunnen doen.
In 1992 is het eerste resultaat van een onderzoek uitgebracht. Dat was heel specifiek toegespitst
op de mogelijkheden van een bepaalde kelder en de mogelijkheden van verbouw van het bestaande
pand, waarbij werd geconstateerd dat verbouw van het bestaande pand op het Concordiaterrein,
dus het pand waarin men nu zit te duur was en niet datgene zou opleveren wat de bedoeling was.
Toen is verder gezocht en op een gegeven moment komt dan inderdaad en dat ligt nogal voor
de hand, het Chasséterrein naar voren. Wij hebben de besluitvorming met betrekking tot het
Chasséterrein op 6 juli gepleegd. We hebben de besluitvorming naar voren moeten trekken, omdat
het enigszins te maken had met ontwikkelingen in de ruimtelijke ordeningssfeer. We hebben de
afweging gemaakt, de afweging van: moeten we dat terrein, die kantine voor PARA beschikbaar
stellen. En we hebben dat in feite als college verworpen. Dat heeft voor ons dus afgedaan en
dat zeg ik dan ook heel specifiek in de richting van mevrouw Neeb. De afweging vond plaats
op basis van een groep van argumenten. Argumenten op basis van functionele aard; we vonden
dat primair de woonfunctie plaats moest hebben. Argumenten op basis van stedebouwkundige
aard; ik dacht dat een uwer al aanstipte dat dat in feite een onmogelijke plek was in de stad.
Argumenten op basis van financiële aard; het bracht een fors bedrag met zich mee, waarin niet
was voorzien, althans zeker niet in het investeringsplan 1994. En aan de orde was ook een
exploitatieverhoging, met betrekking tot de begroting 1994 waarin evenmin was voorzien, althans
op dat moment drong het niet tot de prioriteitsstelling zodanig door, dat het zou kunnen worden
gehonoreerd. Drie argumenten dus: stedebouwkundig, financieel en functioneel. De college-omslag
daarover heeft, dacht ik, ter visie gelegen, u hebt die kunnen inzien. Dat besluit genomen hebbend
heeft het college echter daarbij gedacht: er moet worden voortgewerkt en op dit moment wordt
er voortgewerkt. Cultuur heeft daarbij het voortouw en het overleg samen met technisch
gebouwenbeheer Welzijn, r.o. en het Grondbedrijf over welke andere mogelijkheden er zijn.
Die mogelijkheden zijn andere locaties, verbouw, nieuwbouw, huren van een pand, allerlei
mogelijkheden die worden onderzocht en die ons inziens ook mogelijkheden kunnen bieden. Wij
hebben de hoop en de verwachting u binnen zes maanden en dat is dan mijn toezegging waarom
is gevraagd, de uitslag van een dergelijk locatie-onderzoek, waaraan met vereende krachten wordt
gewerkt, te kunnen voorleggen.
De heer GARRITSEN
De rode draad door de verhalen van de fracties is: er moet een integrale afweging komen. Van
mij, dat hebt u eigenlijk ook aangegeven, kunt u niet anders verwachten dan dat ik daarmee
instem. We hadden ook eigenlijk het ontwerp-bestemmingsplan verwacht, dat zou vóór de
zomervakantie bij het college liggen, zodat wij bij de besluitvorming over deze zaak er kennis