23 SEPTEMBER 1993 398 liggen van terreinen is natuurlijk slecht voor het beeld van de stad en ook in financieel opzicht is het van belang renteverlies zoveel mogelijk te beperken en daarom is in de besluitvorming, op advies van de commissie Economische Zaken, vastgelegd dat na driejaar de kantorenmarktont wikkeling wordt geëvalueerd. Als dat nodig mocht blijken, kan het beleid op adequate wijze worden bijgesteld. Het was trouwens niet moeilijk de toezegging aan de commissie te doen, want het college wilde ook de vinger aan de pols houden en de ontwikkelingen alert volgen. Maar het is inderdaad goed om een bepaald moment in de tijd vast te leggen, op basis waarvan je straks je evaluatie gaat maken. Dat is misschien beter dan alleen maar met aandacht de ontwikkelingen te volgen. Dan word je gedwongen op een bepaald moment kritisch te kijken naar wat er tot stand is gekomen. Dat is denk ik een hele goede gedachte geweest. Over driejaar begin 1997, komt die rapportage bij de commissie en we zullen in nauwe samenspraak met de commissie bekijken hoe het beleid eventueel verder gestalte moet krijgen. Overigens, een interessant aspect dat hier niet meer is genoemd, maar dat wel door de heer De Leeuw in de commissie is aangesneden zijn bijvoorbeeld de andere ontwikkelingen in de kantoorwereld, zoals telewerk en dergelijke. Als zich dat soort ontwikkelingen voltrekt, dat is toekomstmuziek en daar weet ik echt niets concreets over te zeggen op dit moment, dan moet ook het beleid daarop worden aangepast. Dat kan tot structurele veranderingen in de kantorenmarkt leiden. Maar daar kun je nu geen beleid op baseren; ook daarvoor is de evaluatie van groot belang. Onder de gegeven omstandigheden lijkt het het college het meest verstandig om een kantorenmarktstrategie te ontwikkelingen zoals in de nota is beschreven, waarbij in het belang van het behoud en de uitbouw van de werkgelegen heid wordt geanticipeerd op economisch herstel. Dat betekent dat er wordt gezorgd, in voorwaardenscheppende zin, voor voldoende en voldoende gevarieerde locaties voor kantoorvesti ging, rekening houdend met de wensen van de diverse categorieën van kantoorgebruikers. Wat professor Kohnstamm daarover zegt laat ik voor zijn rekening, hij is een economisch profeet, er zijn meer economische profeten. Het college kent geen economische profeten in haar midden, maar meent toch een goede weg te zijn ingeslagen en nogmaals, gezien onze flexibele aanpak loopt Breda wat dat betreft geen risico's. De nadruk ligt de komende tijd op de ontwikkelingen in de Spoorzone. In eerste instantie is het natuurlijk ook van groot belang de Claudius Prinsenlaan af te ronden. Het is een prachtig project met een hoogwaardig kantoormilieu. Wat betreft de stationsomgeving, de Spoorzone, is het zeker niet de bedoeling daar alleen maar kantoren neer te zetten. Het is uitdrukkelijk de intentie om tot een gemengde bebouwing te komen, wonen en winkels, en niet alleen kantoren. Het wordt het knooppunt voor het openbaar vervoer, NS-station, de stations voor de bussen van het stads- en streekvervoer, de internationale bussen, uitgebreide voorzieningen voor parkeren. En tegen die achtergrond is dat natuurlijk een heel gevarieerd milieu en ik denk dat u bepaald niet hoeft te vrezen dat het daar 's avonds erg leeg zal zijn. Het moet daar 's avonds wel bruisen van verkeer, gezien het knooppunt voor het openbaar vervoer aldaar. Dus, in eerste instantie proberen wij de Claudius Prinsenlaan snel af te ronden en vervolgens komt de Spoorzone aan snee. De bedoeling is dat nog vóór het eind van het jaar een structuurvisie voor de Spoorzone ter tafel komt. Mevrouw HEERKENS Een kleine opmerking. Ik moet zeggen dat ik het jammer vind dat u niet wat meer bent ingegaan op de opmerkingen van de heer Kohnstamm. Tenslotte was dat toch een wat bijzonder feit, dat hij memoreerde. En als zoiets uit zo'n stadsgesprek komt, dan lijkt me dat voor het college best een aanleiding om in ieder geval ook serieus daarop in te gaan. Bovendien vond ik het ook jammer, ik zat te popelen om een vraag te stellen, dat dat op zo'n moment niet kon en ook de voorzitter heeft dat niet uitgelokt. Jammer, want hij is toch ook niet de eerste de beste. Hij zei toch ook heel specifiek: ontwikkel nu die Claudius Prinsenlaan. Ons lijkt een wat gevarieerder aanbod ook beter, maar wie zijn wij? Ik bedoel, daar zit dan de hoogleraar, die zal er toch ook wel verstand van hebben?

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1993 | | pagina 398