19 OKTOBER 1993
405
te screenen, dit klemt te meer in het licht van omvangrijke risico's met betrekking tot Westerpark
en Westtangent, de B.S.W., het binnenstadsproject, de Spoorzone, exploitatie Grondbedrijf,
tegenvallende resultaten exploitatie zwembaden, vertraagde privatisering sport en dergelijke. Ik
kom nu op het tweede onderdeel met betrekking tot het financiële deel van deze Algemene
Beschouwingen, namelijk: begrotingsoverschot en rente-omslag. Het is volstrekt logisch, als u
de opbouw van onze Algemene Beschouwingen heeft gevolgd, dat onze fractie dan ook niet
geneigd is steun te geven aan mogelijke voorstellen om het begrotingsoverschot te besteden aan
enigerlei goed doel, anders dan bestemming in de algemene reserve, het beste goede doel op
dit ogenblik. Ik bedenk hierbij dat ik nog niet heb gesproken over de effecten van recente
circulaires van het Rijk (juni en september 1993) die leiden tot een beperking van de budgettaire
capaciteit in 1994 van afgerond 1 miljoen. Met andere woorden, wat ons betreft is de discussie
niet zozeer of de/ 250.000,-overschot besteedbaar is, maar veeleerofde/ 250.000,-overschot
niet te weinig van het goede is. Er valt in dit verband met ons evenmin te praten over mogelijke
bestemming van vrijval van middelen, ontstaan door verlaging van de rente-omslag. De discussie
over dit punt willen wij te zijner tijd uiteraard graag voeren, maar dan in samenhang met de
realisatie van geplande bezuinigingen en een totale afweging van inzet van beschikbare middelen.
Het derde onderwerp bij dit financiële onderdeel betreft: tarieven en leges. Ik moet u bekennen
dat de voorstellen met betrekking tot het verhogen van tarieven en leges in onze fractie nogal
wat problemen heeft opgeleverd. Wij zeggen volmondig ja tegen het principe van de kostendek
kendheid, daar mag geen misverstand over blijven bestaan. Echter, concrete voorstellen tot boven-
waardse tariefaanpassing vinden bij ons een minder goed onthaal zolang niet duidelijk is hoe de
kosten zijn opgebouwd en worden toegerekend. Het punt klemt te meer omdat wij ons grote zorgen
maken over de totale gemeentelijke lastendruk voor burgers en bedrijven. Ik verwijs hierbij naar
een eerder amendement ter beperking van het tarief van wat toen nog heette de onroerendgoedbe-
lasting en de duidelijke passages over, zoals het nu heet, de O.Z.B in het nieuwe concept
verkiezingsprogramma van het CDA. Gezien de toezegging in de functionele commissie dat
uiterlijk bij de aanbieding van de begroting 1995, maar hoe eerder hoe beter uiteraard, de relatie
tussen leges en kostendekkendheid uitdrukkelijk in beeld wordt gebracht, kunnen wij uiteindelijk,
na het overwinnen van de nodige aarzelingen, de voorstellen op het gebied van tarieven en leges
accepteren. Het slotonderwerp van het financiële deel betreft de decentralisatie van Rijkstaken.
Voor elk gemeentebestuur klinkt decentralisatie van Rijkstaken, Provinciale taken en bevoegdheden
als muziek in de oren. Wat kun je nog meer wensen? Echter, in toenemende mate lijkt het erop
dat bij het woord decentralisatie ook valse tonen klinken, door termen als efficiencykortingen,
open eind regelingen. Een heel duidelijk voorbeeld naar onze visie betreft de Wet Voorzieningen
Gehandicapten. Dit is ook een decentralisatie. Maar de doelgroep van deze voorziening wordt
sterk verruimd (met de 65-plussers). De via het gemeentefonds gedecentraliseerde middelen zijn
volstrekt onvoldoende om de verbreding van de doelgroep op te vangen. Het is een open eind
regeling omdat de doelgroep voor de gemeente niet beïnvloedbaar is en tot slot beperkt, zeer
recent, de Eerste Kamer de gemeente in de beïnvloedbaarheid van de inkomsten, door maximering
van de eigen bijdrage. De algemene benadering van het CDA is en blijft dat de te korte financiële
polsstok die het Rijk aan de gemeente bij decentralisatie verschaft, niet door de gemeente wordt
gecompenseerd door een bijdrage uit de eigen gemeentelijke middelen. In dit verband vragen
wij het college om het initiatief te nemen voor een discussie over de hoofdlijnen van de opvang
van de rijkskortingen. Ik noem in dit verband ook de instelling van een calamiteitenpot voor de
scholen, als reactie op de lage vergoeding. Het slotonderdeel betreft actuele politieke thema's.
Vijf thema's in zeer kort bestek. Op de eerste plaats: uitbesteding externe bureaus. Het is
begrijpelijk dat bij de vele gemeentelijke projecten en activiteiten die thans ter hand zijn genomen,
het nodig en gewenst is dat externe bureaus worden ingeschakeld, dit ook ter beperking van
gemeentelijke personele capaciteit. Echter, bij tijd en wijle bekruipt ons de indruk dat externe
onderzoekbureaus ook wel eens worden ingeschakeld als alibi om politieke keuzen uit de weg