19 OKTOBER 1993 412
2. de punten 7 en 8 worden vernummerd tot respectievelijk 8 en 9, en ingevoegd wordt een nieuw
punt 7, waarvan de tekst luidt als volgt: "het college te verzoeken bij de Kadernota 1995 aan
te geven hoe de lasten van de stadspas in de jaren 1995 en volgende kunnen worden gedekt";
en gaat over tot de orde van de vergadering.
De heer SANDBERG
Bij deze laatste begrotingsbehandeling, die binnen het mandaat van deze raad valt, wil ik namens
de VVD-fractie aanvangen met het allerbelangrijkste onderdeel en dat is de beoordeling van de
begroting 1994, zoals die door uw college aan ons is voorgelegd. Na de discussie, die daaromtrent
in de diverse commissies heeft plaatsgevonden, luidt het oordeel van de VVD-fractie: positief.
Uw college is erin geslaagd om binnen de marges van de Kadernota een begroting uit te werken
die, ondanks de pijn van bezuinigingen en ombuigingen, de dienstverlening aan de burgers in
stand houdt en pijnlijke ingrepen voorkomt. Daarvoor alle lof. Bij de kritische doorlichting is
het onze fractie wel duidelijk geworden, dat meer dan ooit de financiële vinger aan de pols moet
worden gehouden. Optisch is het financiële beeld in totaliteit op zowel de korte als de middellange
termijn verbeterd. Niet in het minst is de voortgaande rentedaling hieraan debet. Aan de andere
kant beoordelen wij de aangegeven bezuinigingen als aanvaardbaar en verdedigbaar, echter moet
onzerzijds hierbij worden aangetekend, dat het van het college ook nog de nodige creativiteit
en doorzettingsvermogen zal vergen om ze ook allen daadwerkelijk te realiseren. Wanneer
bijvoorbeeld de post "te bezuinigen op het Stadsgewest" voor een bedrag van 200.000,—in 1994
en ik dacht voor 500.000,- tot en met 1996, om welke reden dan ook niet te realiseren valt,
dan verwachten wij van het college meer creativiteit dan de vluchtweg naar de post "onontkoom
baar" en "onvoorzien"Wat ons - en naar ik heb begrepen uit de bijdrage van de heer Dubbelman,
niet alleen ons - echter zorgen baart is de "vluchtweg" van de kostendekkende tarieven. Niet
dat de VVD-fractie aan dat beginsel zou willen tornen. Integendeel. Het vraagstuk echter wat
onder die kosten zou moeten worden verstaan is in beginsel minder nauwkeurig gedefinieerd.
Uithet overzicht dat jaarlijks door de gemeente Tilburg wordt verstrekt, omvattende een vergelijk
van de gemeentelijke belastingen, tarieven, leges en nog wat van dat soort zaken, blijkt dat Breda
weliswaar landelijk nog net niet bij de top tien figureert, wij staan namelijk op de twaalfde plaats,
maar in ieder geval wèl de aanvoerder is van de vier grote steden in Brabant. Düt gegeven roept
op tot alertheid. Wij verzoeken het college dan ook indringend om dat vraagstuk op korte termijn
aan een intensieve beschouwing te onderwerpen en met de raadscommissie Financiën bespreekbaar
te maken. Alles omvattend is onze conclusie: de begroting is sluitend, omvat een veelheid aan
middelen voor nieuwe activiteiten die in gang zijn gezet, maar: de rek is er uit, er is eigenlijk
geen geld voor andere leuke dingen. En zowel het ambtelijk management, als uw college en onze
raad moeten nu eendrachtig een sterk beleid voeren en een uiterste discipline betrachten om
datgene wat in deze begroting staat waar te maken en niemand kan zich financiële strapatsen
veroorloven. Bij deze laatste Algemene Beschouwingen ter gelegenheid van de begrotingsbehan
deling ontkom ik toch niet, even als anderen, aan het verlangen om een balans op te maken.
Binnen tien minuten een oordeel geven wat er is bereikt binnen de termijn van vier begrotingsbe
handelingen in deze raadsperiode is ten enen male onmogelijk en ik betreur dat. De VVD-fractie
is het met een ieder eens dat het accent ligt op de Kadernota. Daar worden de lijnen uitgezet,
het geld verdeeld en politieke piketpalen uitgezet. Het gaat ons echter toch een beetje aan het
hart dat de begrotingsbehandeling, in onze ogen het tweede hoogtepunt in lokaal bestuur, langzaam
maar zeker verwordt tot een ondergeschoven agendapunt. Graag willen wij daar nog eens over
praten bij de toekomstige programma-onderhandelingen. Ik wil me daarom nu beperken tot een
aantal significante veranderingen in het denken van deze raad. Daarin zijn, naar het oordeel van
onze fractie, tal van positieve omslagen waarneembaar. Voorop wil ik nadrukkelijk stellen dat
niemand, ook geen fractie, dat kan claimen. Het is een proces waarin wij allen een rol hebben