19 OKTOBER 1993
425
bewegen om zich ook in de richting van de bewindslieden te wenden, in de richting van de Tweede
Kamer, voordat ter zake een besluit wordt genomen. Ten aanzien van het begrip Breda Oranjestad
begrijp ik dat de heer Sandberg eigenlijk een veel breder thema bedoelt. Hij bedoelt daarmee,
denk toch eens na over de positionering van de stad Breda. Ook een van die thema's die bij Breda
2000 aan de orde zouden komen. Ik denk ook dat we ons bij de discussie over Breda 2000 en
dat hangt dan mede samen met het nieuwe collegeprogramma, een definitief oordeel moeten
veroorloven over welke indruk, welk image onze stad nou moet uitstralen. In alle discussies rond
Breda 2000 zijn allerlei ideeën op tafel geweest. Ik denk dat het goed is dat we een eenduidige
keuze maken en dat je je ook in je beleid daaraan vasthoudt, overigens niet alleen de gemeentelijke
overheid, maar ook het totale Bredase bedrijfsleven. Je moet natuurlijk met elkaar wel dezelfde
boodschap communiceren. Dan de opmerking over het feit dat de raadsleden met name worden
aangesproken over zaken die voor 90% niet tot de hoofdpunten van het beleid behoren. Dat is
zo. Ik denk toch dat het de grote kunst zal worden voor de raad om er voor zorg te dragen dat
ze de ombudsfunctie goed waarmaken. Dat betekent in de richting van al die burgers het zich
inderdaad bezig houden met die kleine dingen. Maar dat moet dan niet gebeuren in de raad of
in de raadscommissie. Daarvoor moeten we andere wegen vinden. In de raad en de commissies
moet het gaan over de hoofdlijnen van beleid, moet het college worden gecontroleerd, moeten
de hoofdlijnen worden uitgestippeld en moeten we regelmatig vaststellen of het college zich aan
die hoofdlijnen houdt. Voor details en het echte ombudswerk moeten we, denk ik, de raad en
de commissie niet gebruiken. Daarom moeten we zoveel mogelijk proberen contacten te leggen
met de gemeentelijke diensten, om daar de belangen van de burgers af te handelen. En de
ambtenaren, u ziet ze daar zitten, trappelen van ongeduld om de raadsleden met raad en daad
ter zijde te staan, als het gaat om de oplossing van de vele problemen die de burgers van Breda
bezig houden. Ik denk overigens dat het vooral aan de nieuwe collegepartij is, om daarover met
elkaar afspraken te maken. En dan zeg ik tegelijkertijd in de richting van de fractie van D66,
die nog eens sprak over het terugdringen van het aantal commissies: wij hebben in het
fractievoorzittersberaad een aantal mogel ijkheden besproken om de relatie pol itiek-burger in Breda
te verbeteren. We hebben ook met elkaar afgesproken dat een aantal van die mogelijkheden straks
tot politieke besluitvorming moet leiden bij de coalitiepartners en wij zien als college die
besluitvorming met grote belangstelling tegemoet. Overigens zal het niet gaan om een éénmalig
besluit, het gaat hier toch om een kwestie die permanent de aandacht vraagt, omdat de burgers
veranderen, hun belangstelling en ook de mate van participatie. U zult dus voortdurend als
gemeente moeten nadenken over hoe je die burgers bij dat beleid blijft betrekken. De heer Maas
zegt: wij voelen niet zo veel voor die W.G.R. ofW.G.R.+ want wij vinden dat er dan a.sprake
zou moeten zijn van democratische legitimatie en b.: dat die taken op zo laag mogelijk niveau
moeten gebeuren. Nou, dat laatste vinden wij ook, maar wij stellen vast dat een aantal taken
gewoon op regionaal niveau zal moeten worden behartigd. Als dat het geval is dan kiest ook
dit college, en naar ik heb begrepen ook een overgroot deel van deze raad, zo niet de complete
raad, voor een rechtstreeks gekozen bestuur. U bevindt zich dus bij dit standpunt niet in een
eenzame positie. Neen, u maakt zich, en dat mag ook wel eens worden gezegd, tot vertolker
van de gevoelens van de raad van Breda en het zou nuttig zijn als u bij uw geloofsgenoten in
West-Brabant in dat opzicht nog eens wat zendingswerk zou willen verrichten. Het woord is aan
wethouder Van Raak.
Wethouder VAN RAAK
Er zijn door CDA en D66 een aantal opmerkingen gemaakt over de decentralisatie van de
Rijkstaken, zoals die zich in mijn portefeuille afspelen. Het is inderdaad zo dat decentralisatie
op zichzelf een verheugend verschijnsel is. Ik denk dat terecht de Rijksoverheid constateert dat
op het welzijnsniveau de zaken zich dicht bij de burger op lokaal niveau moeten afspelen. Wij
hebben dan ook te maken gehad met een aantal decentralisatieoperaties. Er staat er nog eentje