19 OKTOBER 1993 427 voorzien van een interne nota. Hij ligt op dit moment op de tafel van een collegelid, het is een nota van de dienst Welzijn met betrekking tot het beleid en een nota van de Milieudienst met betrekking tot het beheer. Binnenkort komt die nota naar u toe en die probeert u inzicht te verschaffen in de problemen die we met betrekking tot het speelbeleid hebben. Om nu vooruit te lopen op deze nota, om nu reeds 300.000,— toe te kennen en daarmee dus de zaak in feite al te beslissen, vindt het college te prematuur en dat is dan ook de reactie op dit amendement. Wij achten dit amendement te prematuur. Hetzelfde moet ik eigenlijk zeggen voor wat betreft het amendement over de stadspas. Wij hebben de motie van de raad bij de Kadernota vertaald in de notitie die in de commissie is besproken. Daar hebben we ook het vervolgtraject aangegeven. Omdat voor 1994 bij de Kadernota geen vrije ruimte meer was, hebben we gezegd, dat wij bij de Kadernota 1995 terugkomen met een mogelijke invulling. Er is een werkgroep opgericht die de invulling zal bekijken en de kosten daarvan, die geraamd werden tussen de 300.000,-- en 500.000,--, exclusief de uitvoeringskosten. Bij de Kadernota 1995 komen we met eventuele invulvoorstellen naar u toe. Op basis daarvan en omdat de werkgroep nog niet heeft gerapporteerd aan het college en vanwege het feit dat op dit moment het geld elders nodig is, vinden wij ook dit amendement prematuur. Wethouder DE BRUIJN Een drietal onderwerpen. Aan volkshuisvesting is door diverse partijen aandacht besteed. De heer Dubbelman vraagt het college om eens met de corporaties in overleg te treden over het flexibel omgaan met de woningtoewijzing. Daar kan ik me alles bij voorstellen. Allereerst moet ik u zeggen dat ik dat gesprek graag aanga met de corporaties, alleen zullen we dat breder moeten doen dan alleen ten aanzien van de wijk die de heer Dubbelman heeft genoemd, want elke flexibilisering in een bepaald complex leidt tot problemen, of tot mindere flexibilisering in andere complexen. Dus we zullen de consequenties op het totale woningbezit van de corporaties nadrukkelijk in beeld moeten brengen en daarnaast moeten we natuurlijk niet vergeten dat de corporaties hun eigen verantwoordelijkheid hebben sinds 1 januari van dit jaar, in het kader van het Besluit Beheer Sociale Huursector over bijvoorbeeld een huursombenadering en de woningtoewijzing. Dus we gaan graag dat gesprek aan, maar we komen daarop in de commissie terug. Daarbij zullen we in ieder geval ook meenemen: de verkoop van woningwetwoningen, de omgevingsaanpak en ook de effecten op het totale bezit. Wij zullen daar met de corporaties graag over praten. Ik denk dat dat aansluit op de vraag die mevrouw Heerkens heeft gesteld over de investeringen in bepaalde wijken. We hebben van de Woningbouwvereniging Volkshuisvesting een nota gehad over de achterkanten van Breda. We hebben dat gesprek verbreed met alle corporaties en gevraagd: wat is er aan de hand met uw complexen op middellange en lange termijn, wat verwacht u in de investeringssfeer zelf daaraan te doen? We wilden dat wat helderder krijgen, om er op die manier inzicht in te krijgen hoe wij op langere termijn met onze investe ringscapaciteit in die buurten moeten omgaan. In die zin zijn die trajecten uitgezet. Wat betreft de opmerking van de heer Maas en dan kom ik bij motie 2 die hij heeft ingediend, het volgende. Allereerst zal het helder zijn, ook in de richting van de heer Maas, dat we bouwen voor de vraag die we op de woningmarkt herkennen en erkennen. Dat betekent dat het woningmarktonderzoek, zoals dat tweejaar geleden is gehouden en waarvan volgend jaar weer een bijstelling zal plaatsvin den, uitgangspunt is. Het is niet de bedoeling dat we bouwen voor leegstand. Overigens heeft hij dat ook niet gezegd. We moeten constateren dat de urgent woningzoekenden een aantal van 4.000 bedraagt en het totaal aantal woningzoekenden 12.000. Dat betekent dat we gedifferentieerd moeten bouwen en moeten proberen oplossingen te vinden voor al die woningzoekenden die we in Breda hebben. Het zijn niet alleen de woningzoekenden naar sociale woningbouw, afgezien van het feit dat je je kunt afvragen waarover we nog praten als per 1 januari 1995 de directe subsidies in het kader van de sociale woningbouw zullen vervallen. Ik denk dat dat ook nadrukkelijk in beeld moet worden gebracht. Wat betreft de woningdifferentiatie in de verschillen-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1993 | | pagina 427