19 OKTOBER 1993
434
opgelegd. We hebben vanavond in de discussie al meerdere malen gehoord wat er in relatie tot
het decentralisatiebeleid op ons afkomt, al of niet gewenst. We moeten nog zien hoe we daarmee
kunnen omgaan. In dat licht en ook in het licht van de verkiezingen die volgend jaar voor ons
staan lijkt het het college ongewenst om nu allerlei zaken te gaan invullen op basis van een
geraamd overschot. Het kan er bij dit college niet in dat wij wel de leuke dingen invullen en
de bezuinigingen aan de volgende raad zullen overlaten. Ik denk, als we ook kijken naar de
uitkomsten van de juni circulaire en de september circulaire naar aanleiding waarvan we in ieder
geval voor 1994 nog een geraamd bedrag van 1 miljoen moeten invullen, dat we dan nog een
enorme taakstelling hebben te verrichten.
Mevrouw HEERKENS
U gebruikt de term leuke dingen. Ik denk dat dat in ieder geval niet de juiste term is. Uw college
heeft al in de beantwoording zelf gezegd dat ze zich op een aantal beleidsterreinen zorgen maakt
en dat ze daarom ook vindt dat daarop bij de Kadernota verder zicht moet worden gegeven. Het
zijn niet zomaar leuke dingen, het zijn met name zaken waarmee het college zelf ook worstelt
en waarmee ze zelf ook vooruit wil.
Wethouder VAN DONGEN
Ik ben het met mevrouw Heerkens eens dat het niet allemaal leuke dingen zijn. Ik denk dat wij
met zijn allen de dingen doen die we voor het algemeen belang van de stad willen doen. Maar
ik kom op die term, omdat wij het alleen maar integraal kunnen afwegen op het moment dat
we op basis van beleidsnota's, die nog komen, dan ook de noodzaak en de urgentie kunnen
afwegen in relatie tot de totale ambities en besluiten die we met elkaar nog hebben te nemen.
Dat doen we bij de Kadernota. De reguliere lijn die we met elkaar hebben is dat wij het meerja-
renbeleid en wijzigingen daarin bij de Kadernota behandelen en dat dan integraal afwegen met
de mogelijkheden die we op dat moment hebben. En in de tussenliggende periode zullen we hard
werken om de daarvoor noodzakelijke beleidsnota's en -criteria op tafel te krijgen. Ten aanzien
van de financiële ruimte nog een paar opmerkingen. Allereerst hebben we met elkaar ook eerder
geconstateerd dat we op het gebied van investeringen, van grondexploitaties, van een aantal zaken
in en rond de binnenstad, van een aantal voorzieningen op het gebied van de infrastructuur en
allerlei andere zaken, of het nou de harde of de zachte infrastructuur betreft, dus ook ten aanzien
van een aantal culturele voorzieningen, nog een aantal zaken moeten regelen. We zijn daarvoor
de operatie screaning reserves en voorzieningen gestart en ook dat zal een bedrag moeten
opleveren, waarvan we bij de Kadernota integraal de afwegingen kunnen en moeten maken: wat
kunnen we, wat willen en wat kunnen wij tegen de achtergrond van de financiële positie? Ik kan
niet anders zeggen dat we ook deze raadsperiode kunnen afsluiten met een sluitend financieel
perspectief en dat we dat met een gerust hart aan de volgende raad kunnen overdragen. Dat is
de verantwoordelijkheid ook die we met elkaar hebben. Ten aanzien van de opmerkingen over
de tarieven het volgende. Ook uit perspublicaties heeft u de laatste weken kunnen lezen of Breda
dienaangaande op de goede weg is. We hebben met elkaar eerder afgesproken dat we op basis
van een kostendekkend niveau de tarieven vaststellen, waar het gaat om vergunningen op het
gebied van Bouw- en Woningtoezicht, milieuwetgeving, leges ten aanzien van Burgerzaken, maar
ook als het gaat om zaken in relatie tot afvalstoffenheffing en rioolrechten. Ter voorbereiding
van de begroting 1995 zullen alle tarieven opnieuw worden onderzocht. In de commissie
Financiën, Control en Grondbedrijf zal begin volgend jaar een nadere afweging worden gemaakt
hoe we integraal met die tariefsbeoordeling, met die tariefsopbouw zullen omgaan. Daarna zal
in de betreffende functionele commissies de opbouw van de verschillende tarieven ter discussie
kunnen komen, waar het gaat om de relatie met die betreffende commissie. En dan zal er een
directe relatie moeten zijn tussen de kosten die we rekenen voor bepaalde produkten en de
produkten die we aan de burger zullen leveren. Dat geldt voor Bouw- en Woningtoezicht, voor