19 OKTOBER 1993 436 van de Gewestraad zullen wij binnen de organisatie van Breda bepalen hoe wij zelf vorm geven aan het milieubeleid, hoe de relatie is met de gemeentelijke diensten, hoe de relatie is met de afstemming van de vergunningen naar het Stadsgewest en naar alle andere zaken die daarmee samenhangen en op termijn op Westbrabants niveau. Daarover hebben wij al eerder een uitspraak gedaan. De benadering van de heer Maas op dat gebied stelt me teleur. Ik moet zeggen dat we juist in het kader van het regionaal belang van een goed milieubeleid, we naar afstemming op regionaal niveau streven. En dat door u het resterende milieubeleid in Breda wordt vergeleken met straatvegen, doet wel een soort tekort aan de functie van straatveger als ook aan het beleid dat binnen de nieuwe dienst Stadsbeheer en binnen de nieuwe dienst Ruimtelijke Ordening en Economische Zaken op dat terrein wordt gevoerd, want dan heeft de externe integratie niet gewerkt. Dat is meer dan straatvegen. We zijn ook met het afvalstoffenbeleid bezig, met het natuur- en landschapsbeleid, binnenstadsbeheer, de relatie met ruimtelijke ordening. Het is dus meer dan dat, want anders hebben we geen goede uitvoering gegeven aan de prioriteit van dit programakkoord voor wat betreft de invulling van het milieubeleid. Korte opmerking nog over De heer GARRITSEN Voor de helderheid, als op 18 november het Stadsgewest negatief zal adviseren, dan betekent dat in feite toch dat we in een situatie raken die we eigenlijk politiek niet wilden toen we, los van het feit hoe wij daarover denken, het besluit namen over de reorganisatie van de Milieudienst. Heeft het college of de wethouder er al eens over nagedacht wat daarvan dan de consequenties zijn, als het op 18 november niet doorgaat? Wethouder VAN DONGEN Wij denken constant na en dat doet het hele gemeentelijke apparaat en ook het Stadsgewestlijk apparaat, alsmede de bestuurders daarvan. En dat blijven we ook doen. Ik heb zojuist gezegd dat we, afhankelijk van de besluitvorming van de Gewestraad op 17 december aanstaande, ons nader zullen beraden over de invulling van de taken en de uitvoering daarvan binnen de gemeente Breda, in relatie tot de dan ontstane situatie. En het lijkt me niet verstandig om daar... De heer GARRITSEN U kunt toch wel een klein beetje helderheid geven, het blijft zo mistig, zo wollig. Wethouder VAN DONGEN Mijnheer Garritsen, wij geven uitvoering aan het besluit van uw raad in februari, waarin wij streven naar de overdracht van taken en bevoegdheden naar de regionale Milieudienst. Als dat niet lukt, dan komen we met nadere voorstellen, dat mag uw raad van ons verwachten. Een opmerking in de richting van de heer Sandberg. In de Nieuwe Ginnekenstraat hadden die bomen allang gestaan als in die straat niet een grote massa leidingen had gelegen en die leidt tot grotere problemen dan de bomen. Dus dat is op korte termijn niet zo gemakkelijk te realiseren. Maar in het kader van de uitvoering van het Structuurplan zullen we daarop in een later stadium nog een keer terugkomen, want de historische structuur van die straat is ook waardevol, dat hebben we ook met elkaar in het Structuurplan vastgesteld. Ten aanzien van de Kloosterkazerne, waarom de heer Maas nog vroeg, lijkt het mij niet verstandig om de discussie via de krant te gaan voeren, nu we in onderhandeling zijn met belangstellenden. Met de kandidaten zullen wij die onder handelingen voeren en waar nodig en mogelijk zullen wij u zo spoedig mogelijk rapporteren in de daarvoor geëigende commissies. Huisvesting van studenten in de Kloosterkazerne is niet aan de orde.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1993 | | pagina 436