21 OKTOBER 1993 461 De VOORZITTER Ik zal proberen in het kort in te gaan op een paar opmerkingen die zijn gemaakt. Ik dank alle fracties voor de complimenten die zijn gemaakt voor de snelle wijze waarop deze reorganisatie tot stand is gekomen. Er is de afgelopen drie jaar, het duurt langer natuurlijk dan dit jaar, begonnen met een proces. Na "Schering en Inslag" is er van alle kanten hard gewerkt. Het afgelopen jaar is er een versnelling in aangebracht en de complimenten die u in dat opzicht heeft gebracht brengen we graag over. De heer Peeters heeft nog eens benadrukt dat met name de uitvoering van de hele reorganisatie veel aandacht, veel tijd, zal vergen. Ik heb in de commissie Algemene Zaken iets verteld over hoe wij denken met gerichte acties in de richting van het personeel dat hele proces van integratie te bevorderen, vooral de motivatie ook hoog te houden en in dat opzicht ook een aantal acties te bedenken. We zullen er in ieder geval voor zorgdragen dat u, hetzij via de commissie Algemene Zaken, hetzij via de commissie Personeel en Organisatie, die eigenlijk de meest aangewezen is bij de verdere uitvoering van het proces, daarvan op de hoogte wordt gehouden. De heer Van Os is nog even teruggekomen op de positie van de bestuurscommissies. De bestuurscommissies worden niet opgeheven. U krijgt te zijner tijd nog een apart voorstel daarover en dan zal het college ook tegelijkertijd aangeven, hoe we dan denken dat de relatie burger-bestuur, want deze was de achterliggende gedachte bij het instellen van bestuurscommissies, op een andere manier vorm kan krijgen. Die gedachtenwisseling is nog niet afgerond. In ieder geval zal er een apart besluit door de gemeenteraad moeten worden genomen om die bestuurscommissies voor de Bibliotheek en De Beyerd op te heffen. Dan zullen ook de bijzondere reglementen worden ingetrokken en alles wat daarmee samenhangt. We komen daar dus nog op terug. De spanning die u constateert als het gaat om de taakvelden tussen de diensten ROEZ en Stadsbeheer is ook in een aantal commissies aan de orde geweest. Wij denken dat de afspraken zoals die zijn gemaakt als het gaat om de taakafbakening goed kunnen werken. De praktijk zal moeten uitwijzen of dat werkelijk het geval is. U zult in ieder geval op zijn minst in de functionele commissies dat hele proces ook kunnen begeleiden en daar waar wij als college tot de conclusie komen dat die taakafbakening nadere overweging verdient, zullen we ongetwijfeld op dat punt ook ingrijpen. Een reorganisatie is in dat opzicht geen statisch geheel. Mochten zich lopende de uitvoering toch op bepaalde punten fricties voordoen dan zullen we ons alsnog in uw richting begeven met nadere voorstellen. Het kan wellicht altijd beter en dat zullen we ook altijd voor ogen houden. Wat betreft de inzet van externe deskundigen spelen voor ons twee criteria. Op de eerste plaats behoort de activiteit die je uitbesteedt aan externe deskundigen tot de core-business van de gemeente. Over wat core-business is of niet kun je van mening verschillen, dat is uiteraard een politieke vraag. Een tweede punt dat daarmee samenhangt is: is de deskun digheid op dat punt in huis. Als die deskundigheid niet in huis is dan wordt de zaak heel simpel, dan zul je deskundigheid van buiten moeten inhuren. Maar dat zijn voor ons de twee criteria op basis waarvan wij besluiten om externe deskundigheid in te huren. Het zal duidelijk zijn dat we voor een aantal specifieke processen waarmee we op dit moment in de stad bezig zijn ook externe deskundigheid nodig hebben, die na verloop van tijd ook niet meer nodig is en dan zou het zonde zijn als je inmiddels de personele capaciteit van je gemeente weer hebt uitgebreid. Kortom De heer VAN OS Bij interruptie. U bent wel van mening als het core-business taken zijn die op langere termijn spelen dat u dan dus het ambtelijk apparaat daarmee dient te belasten. De VOORZITTER Uiteraard, als het core-business is en dan zelfs op korte termijn, maar ik kan me er bijna geen idee van vormen wat dat zou kunnen zijn. Core-business op lange termijn betekent per definitie denk ik dat de gemeente het via een eigen ambtelijk apparaat ook moet uitoefenen maar dan wel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1993 | | pagina 461