21 OKTOBER 1993 467 in 1996, en de samenwerking tussen Breda en de buurgemeenten ook tot dat moment ongeveer in de vrieskou zal blijven zitten. Onze fractie vraagt u en het college, nu dan dat moment is aangekomen dat al die gemeenten definitief standpunten formuleren en het ook dadelijk ter plekke hebben bezorgd, zich inspanningen te getroosten om de verstandhouding met de her in te delen gemeenten waar mogelijk te verbeteren respectievelijk te normaliseren. Ik denk De heer GARRITSEN Mag ik dan de heer Sandberg vragen, hij heeft publiekelijk nog wel eens uitspraken gedaan over gemeentelijke herindeling waarna behoorlijk over hem heen is gevallen, of dat niet in hevige mate voor hem persoonlijk geldt. De heer SANDBERG Ja, ik zei al daarstraks, en als u goed heeft geluisterd dan heeft u precies dat moment aangetroffen, ik denk dat in het hele proces het opkomen voor je standpunt anderen pijn doet. Daar spelen emoties een rol bij, dat is waar. Ik zeg alleen: we gaan nu een bepaalde mijlpaal passeren. Gemeenten nemen hun definitieve standpunt in. De brieven komen bij het college. Brieven zijn dan bezorgd. Dan zijn er andere organen die vervolgens natuurlijk een hele belangrijke rol gaan spelen. Nou, dan is misschien ook het moment aangebroken waarbij je, hopelijk niet alleen voor Breda maar voor de regio, zou kunnen proberen om de betrekkingen zo goed mogelijk te normaliseren, want de definitieve standpunten zijn dan weggelegd en hebben daarop geen invloed meer. Het zou in ieder geval getuigen van goede wil wanneer uw college daartoe mogelijkheden ziet om het initiatief te nemen. Ik weet overigens ook niet bij voorbaat waaruit dat dan meteen zou moeten bestaan. Wij sluiten ons volledig aan bij het standpunt zoals de heer Dubbelman heeft verkondigd ten aanzien van de Rith. Onze fractie kan volmondig instemmen met de concept-brief, gericht aan het college van Gedeputeerde Staten. De heer DE LEEUW Inhoudelijk, de brief, de reactie, daar zijn wij het mee eens. Er wordt reëel in beeld gebracht in feite waar de behoefte ligt voor Breda voor de nabije toekomst, welke kant we op moeten en op welke gebieden wij dan aanspraak willen maken. Op zich zijn dit zaken die wij kunnen ondersteunen. Wij hebben in onze algemene beschouwing ook iets gezegd over de gemeentelijke herindeling met name waar het gaat om het behoud van de identiteit. We denken, nu we vanavond ook een besluit hebben genomen over de reorganisatie waarin het gebiedsgewijs werken in feite een hele belangrijke rol speelt, dat die identiteit bewaard kan blijven en ik denk dan, misschien in de richting van de heer Sandberg, dat dat een eerste initiatief van Breda uit zou kunnen zijn om met name de zaak te normaliseren: stel eens even voor, maak eens even duidelijk, wat wij op dit gebied al gaan doen waardoor zij zich ook binnen Breda op hun plaats kunnen voelen. En dat is dan een manier om de zaak te normaliseren. Mevrouw Heerkens is er al op teruggeko men. Ik ben ook een beetje geschrokken van de reactie van Oosterhout en ik verwacht eigenlijk toch een beetje dat de gemeente Breda en de gemeente Oosterhout toch redelijk wat overleg hebben gehad over dit onderwerp en daarom snap ik de reactie niet zo. Misschien kunt u toch eens toelichten waarom Oosterhout nu zo op deze zaak reageert en of dit niet toch een stukje verande ring is in hun standpunt. Ook wij zijn van mening nog steeds en dat bent u ook van ons gewend, dat De Rith niet bebouwd gaat worden, maar zoals wij al eerder in deze zaal hebben uitgesproken gaan wij er samen voorliggen, dat willen wij graag. Een punt dat nog niet aan de orde is geweest is de discussie rond de knooppuntstatus, u wel bekend. Dat zou mogelijk effect kunnen hebben. Kunt u misschien op een of andere manier aangeven of dit effect heeft op de knooppuntstatus van Breda en de ontwikkeling wat dat betreft.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1993 | | pagina 467