21 OKTOBER 1993 469 De heer GARRITSEN Het alternatief, maar ik heb het in de commissie ook al meegedeeld, ten aanzien van een aantal locaties in Breda is versneld, en daarvoor hebben we tijd genoeg gehad, om die in ontwikkeling te brengen. Jarenlang hebben we gedaan over Heilaar-Steenakker. Er waren heel wat meer mogelijkheden om daar een woningbouwlocatie uit te breiden en forser uit te breiden dan het er nu ligt. Wat betreft de militaire terreinen: toen het eerste structuurplan van de voorganger van wethouder Koekkoek op tafel lag was er gewoon verzuimd om de militaire terreinen mee te nemen. Er hadden nu eigenlijk al plannen kunnen liggen om op het Chasséveld daadwerkelijk te gaan bouwen. En zo is er nog een aantal locaties. Gemeentelijk panden die vrijgekomen zijn, waar we al jaren bij betrokken zijn: ook die zijn op dit moment nog niet ingevuld. Dus op zich heeft Breda nogal wat zaken laten liggen waar mogelijkheden zijn voor woningbouwlocaties. De heer VAN GURP Bij interruptie. Dit is een heel leuk verhaal, maar dan daag ik u toch eens een keer uit om een notitie op te stellen en dan ook de aantallen erbij te noemen, want u weet net zo goed als iedereen dat de locaties die u noemt nooit die aantallen woningen kunnen opleveren als waar wij hier over spreken en wat Breda zou moeten realiseren. En was het niet uw fractie die nog maar slechts twee dagen geleden probeerde het college onder druk te zetten om te erkennen dat er een woningzoekersprobleem was? In de ene vergadering het op het volkshuisvestingsprobleem leggen en dan in de vergadering daarop weer op het milieu: het is leuk bedacht maar ik denk dat het niet met elkaar is te rijmen. De heer GARRITSEN Ik denk juist dat het heel duidelijk met elkaar te maken heeft. Op het moment datje kiest voor die 12.000 woningzoekenden, want daar gaat het dan om, dan zul je ook daarvoor moeten bouwen en dat betekent De heer VAN GURP Het gaat niet om 12.000 woningzoekenden. Er is een veel grotere taakstelling die ook met name vanuit het Rijk richting Brabant, richting Breda, komt. De heer GARRITSEN Waar het om gaat, als u de onderliggende stukken ziet van de Provincie hoe zij kijken ten aanzien van de aantallen die gebouwd zouden moeten worden en je gaat inderdaad bouwen voor de mensen die het het hardst nodig hebben, de ingeschreven woningzoekenden want daar is de woningnood echt het hardst voor, is dat je die keuzes maakt en die is in jaren niet gemaakt in Breda, dan kom je en dan blijf je met dit soort hoge aantallen zitten, dus dat is de eerste reactie. De tweede reactie is dat wij vinden, waar Breda knooppunt is en voor heel West-Brabant zoals nu wordt gezegd, datje moet kijken welke andere locaties voorhanden zijn in andere steden: in Oosterhout, in Etten-Leur, en die mogelijkheden moet je ook bekijken en die zul je moeten afwegen, want op het moment dat wij zeggen: Teteringen maximaal en Bavel-Dorst maximaal invullen, dan zullen die steden natuurlijk ook zeggen: dat betekent dat Breda ook best wel eens de Rith zou kunnen gaan bebouwen. Dus juist waar je maximaal de andere gemeenten gaat belasten, ga je zelf zeggen: de Rith is onze grens. Dan zeggen wij, die locaties zou je eens onderling af moeten wegen, met name ten aanzien van milieubeleid/mobiliteit om dan tot die keuzes te komen. De Provinciale Planologische Commissie zegt bij de regiovisie in feite dat de locaties van Nieuw Ginneken en van Bavel-Dorst op dit moment niet eens noodzakelijk zijn. Dat is een reactie van de Provincie. Dus op zich denken wij dat de mogelijkheden er zijn en dat wordt ook in de onderliggende stukken duidelijk gemaakt, en dat in de bestemmingsplannen van de omliggende gemeenten voldoende zit om de woningbouw op te vangen. Maar wij vinden als je dan locaties

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1993 | | pagina 469