18 FEBRUARI 1993 55 Dank u wel voor uw bijdragen. Ik denk als ik uw verhalen zo analyseer dat u allen instemt met het voorgenomen beleid. Dat is op zichzelf verheugend. Alleen de heer De Leeuw maakt nog een opmerking met betrekking tot de voorlichting. Hij meet de effectiviteit ervan. Ik denk dat dat een heel zinnige opmerking is. Het is uitermate moeilijk altijd om zaken als preventieve activiteiten en voorlichtingsactiviteiten precies op hun effect te meten, maar we proberen constant iets daaraan bij te dragen. De heer Peeters maakte nog een opmerking over de onderbenutting. Ook dat aspect is erg belangrijk maar juist op dat aspect is onze hele voorlichting afgestemd. Als je kijkt naar de landelijke cijfers van die onderbenutting dan constateer je toch dat zowat overal bedragen, zeker met betrekking tot die bijzondere bijstand, over blijven. Dat is natuurlijk een prachtige meevaller voor de verschillende gemeenten en voor het Ministerie van Sociale Zaken maar dat is niet de bedoeling op grond waarvan deze gelden ter beschikking zijn gesteld aan de gemeenten. Ook dit jaar houden we weer een bedrag over terwijl we toch het idee hadden dat wij het afgelopen jaar, met name in de voorlichtende sfeer, met name door al de activiteiten die wij op dat gebied ondernemen, met een aparte voorlichter, met intermediaire waar zo'n 270 man in de stad zich als een verleng stuk van ons voorlichtingsbureau in feite dienstbaar maken ten behoeve van onze cliënten dat iets meer zou kunnen bereiken maar we constateren in feite dat die onderbenutting toch een probleem blijft. Het is een bijna identiek probleem en dat betekent in feite en dan hanteer ik Rotterdamse zowel als Nijmeegse cijfers dat er in koopkracht bij sommige mensen zo'n 15% verlies was geleden ten gevolge van onderbenutting. 15% in koopkracht achteruit gaan: dat gaat om forse bedragen. Het loopt van 2 tot 15% uit is geconstateerd uit een Nijmeegs onderzoek en het Rotterdamse onderzoek herhaalt dat gegeven. We proberen dus terecht denk ik met onze open balie, met onze voorlichtingsactiviteiten de onderbenuttingsaspecten tegen te gaan. Dat is niet nodig. U steunt en dat is verheugend zei ik al, het gemeentelijk beleid. Er is één aspect wat er volgens u en ik leg dan ook de motie als zodanig uit in het kader van juist die onderbenutting, wellicht heb ik daar die relatie nadrukkelijker gelegd dan u had bedoeld, misschien nog nadere aandacht verdient: dat betreft dus het sociaal isolement. In de richting van de heer Schroder: opnieuw wekt hij de suggestie dat wij daaraan niets doen. Ik moet daarop toch echter zeggen dat dat niet het geval is. Het is niet alleen het echec dat wij hebben gehad met de bijdrageregeling inzake sportbeoefening voor kinderen van mensen met een minimuminkomen. Dat is niet het enige. Wij hebben daarna geconstateerd dat het ook anders kan en ik wijs toch maar even naar het raadsvoorstel dat u vorig jaar uitgebreid heeft aangenomen waarin we in het kader van de bijzondere bijstand op pagina 21 en 22 juist aangeven dat de kosten die voor het doorbreken van het sociaal isolement moeten worden gemaakt bij individuele toetsing subsidiabel zijn. We zeggen daarin heel duidelijk dat we eigenlijk kunnen spreken van de normale periodieke kosten, wanneer de cliënt in liquiditeits problemen raakt of betrokkene, al jarenlang een bijstandsuitkering ontvangt niets verweten kan worden, dan kan van sociale invalshoek in dat geval bijzondere bijstand worden verstrekt. Be treft het kosten met oorzaken van buitenaf waarop betrokkene geen invloed kan uitoefenen dan zou ook hier op individuele gronden bijstandsverlening kunnen plaatsvinden. Dus ik geef gewoon aan: het sociaal isolement kan in het kader van de bijzondere bijstand al worden geregeld. Dat wordt ook op dit moment gedaan. In feite vraagt u dus naar het surplus. U vraagt: elders doen ze dat anders, daar doen ze het niet op basis van individuele toetsing, daar doen ze het niet in de gewone cliënt-contactpersoonbenadering. U vraagt naar een categoriale reden. Dan wil ik wijzen op het feit dat de Rijksconsulent daar regelmatig een stokje voor steekt. Dat kan ook. Maar dat kunnen we toetsen. Landelijk worden inderdaad in verschillende steden worden regelingen gemaakt. Retributieregelingen zijn daarvoor. Er zijn declaratiefond sen, ofschoon ik op dit moment constateer dat in een groot aantal steden de declaratiefondsen weer worden vervangen door stadspassen en andere steden die net een stadspas hebben ingevoerd willen het weer vervangen door een declaratiefonds. Dus dat blijft in beweging,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1993 | | pagina 55