18 FEBRUARI 1993 56 waar blijkbaar geen enkele stad een fatsoenlijk antwoord kan vinden. Maar in de richting van mevrouw Brosky: ik ben bereid om al die ontwikkelingen, want ik denk dat wij die discussie dan finaal eens een keer af kunnen doen omdat er vanuit de cliëntenraad, vanuit verschillende politieke partijen toch nog voldoende onduidelijkheid bestaat, eens een keer goed met elkaar door te spreken. Ik ben bereid om zo'n notitie te laten schrijven, ik ben bereid tegemoet te komen aan het verzoek zoals dat in de motie is neergelegd om daarover met elkaar te spreken, op effect door te rekenen, ook de perceptiekosten, want dat is ook een uitermate belangrijk element. We constateerden bij de bijdrageregeling sportvergoeding dat de perceptiekosten in feite veel en veel groter waren dan het bedrag dat uiteindelijk bij de cliënt terecht kwam. Ik ben bereid om te voldoen aan het verzoek zoals dat in de motie wordt neergelegd. Dat betekent dat ik mij voorstel om nog voor de begrotingsbehandeling met een notitie in de raad te komen en u te wijzen op de mogelijkheden en de onmogelijkheden, de effecten, de kosten en noem maar op meer. Ik denk dat we dan opnieuw een besluit moeten nemen. Het zal naar alle waarschijnlijkheid betekenen, wil je een bestaand beleid overeind houden, dat daarvoor extra financiën op tafel moeten worden gelegd, want het ene kan niet zonder het andere. Ik denk niet dat u kunt zeggen, dat in de onbestede ruimte met betrekking tot de onderbenutting van de bijzondere bijstand eventueel de regeling opgezet kan worden, juist omdat we hier voorstellen dat die onderbesteding in ieder geval zoveel mogelijk wordt weggenomen, dus ik denk, als we het goed met elkaar afspreken, dat daar geen ruimte meer zit. Maar ik denk dat die discussie zal plaatsvinden op het moment dat die notitie er is en dan kunt u met de begro ting al dan niet een concretisering en een financiële invulling aan dit voorstel geven. Dan nog wat andere opmerkingen. In de richting van de heer Schroder bestrijd ik dat de woonlasten in feite bij volkshuisvesting zouden moeten thuishoren. Aanvankelijk wel, maar we hebben in de discussie op een gegeven moment besloten: we laten de vermogens- en inkomenstoets erop los en daarom denk ik dat het een wezenlijk onderdeel uitmaakt van het Minimafonds en niet zozeer van het volkshuisvestingsbeleid. Ook in de richting van de heer Schroder over het niet preadviseren van het rapport Moderne Armoede: ik dacht dat de heer De Leeuw u daarop een correct antwoord had gegeven. Inderdaad is het niet de gewoonte dat wij externe nota's preadviseren en aan u voorleggen. Bovendien en dat heb ik ook in de commissie betoogd, leende deze nota zich door zijn inhoud niet als een zakelijk objectief hanteerbaar instrument om op basis daarvan beleidspunten uit te schrijven. Het was veel meer een emotionele weergave van de situatie waarin een groot aantal mensen dat van een minimum-inkomen moet leven De heer VAN DONGEN Voorzitter, ik ben nu toch van mening dat u nu die nota geweld aan doet. De VOORZITTER Neen, dat doe ik niet. Ik blijf bij deze mening te meer ook omdat de Sociale Dienst en ikzelf uitermate dicht bij deze nota betrokken zijn geweest. We hebben mensen van de Sociale Dienst in die werkgroep zitten. We hebben het met de Sociale Dienst vastgesteld. De nota had aanvankelijk een bredere opzet, dat wil ik best aangeven, maar nadat een van de belangrijkste mensen bij het schrijven van die nota ons ontviel is toch gepoogd het statistische materiaal te laten voor wat het was maar het andere materiaal dat een wezenlijke bijdrage betekent voor het invoelen in die situatie zoveel mogelijk te honoreren. Over schuldhulpverlening is nog een opmerking gemaakt. Schuldhulpverlening moet je doen in de situatie voordat het mis is gegaan. Wij proberen dat ook zoveel mogelijk te doen. Ik denk dat de preventieve werk zaamheden overal aan de orde zijn. Ik denk dat de budgetanalisten die bij de Kredietbank werkzaam zijn ook in die sfeer proberen aan de mensen een bijdrage te verlenen. Ik denk dat ik alle antwoorden heb gegeven waarnaar u heeft gevraagd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1993 | | pagina 56