18 FEBRUARI 1993
62
raad in december is de bevolking in feite alleen maar informatief bij de zaak betrokken
geweest. Over de signalen van kritiek werd gezegd; kom daar maar mee bij het bestem
mingsplan. Die bezwaren zijn ook heel duidelijk naar voren gekomen, met name het aspect;
de schouwburg is veel te groot en te duur. Het college noemt in dit raadsvoorstel twee
argumenten om te kiezen voor deze schouwburg. Ten eerste: de versterking van het aanbod op
het gebied van podiumkunsten is noodzakelijk, dat is één onderbouwing, ten tweede: de
bouwkundige staat van de huidige schouwburg. Deze is ook een reden om te zeggen dat er iets
nieuws moet komen en als je het huidige stoelenplan zou verbeteren dan betekent dat dat er
minder capaciteit in de grote zaal zou zijn. Over het eerste argument onder punt a. pagina 3
van het raadsvoorstel kun je politiek van mening verschillen, maar met name punt b. wordt
denk ik toch wel heel lichtzinnig afgedaan. U hebt al eens een keer een heel groot plan
ontwikkeld waarvan wij ook zeiden: op die plaats moet je dat niet doen. Als u nu zegt: er kan
alleen maar een nog kleinere zaal dan nu, dan is dat natuurlijk volstrekte onzin. Het zou
natuurlijk heel goed kunnen zijn en dat hebben wij ook wel eens voorgesteld, om nog eens de
mogelijkheid te onderzoeken van 900 plaatsen op de huidige locatie. Dat zou allicht, denken
wij, mogelijk zijn met een kleine zaal daarnaast. Maar op zich is dat natuurlijk niet
Mevrouw BOIDIN-VAN HOEVE
Ter interruptie in de richting van de heer Garritsen. Wanneer u 22 oktober bij de vergadering
aanwezig was geweest had u die bezwaren kenbaar kunnen maken. Toen hebben wij een
besluit genomen over de plaats van de schouwburg en het ontwerp-bestemmingsplan was toen
nog niet aan de orde uiteraard. Ik vind nu gewoon dat u oude koeien uit de sloot haalt en dit
op dit moment niet aan de orde kunt stellen.
De heer GARRITSEN
Het probleem toen was dat wij tijdens die vergadering die is geweest hebben gezegd: daar zijn
we niet aanwezig vanwege het besloten karakter waarin vrij veel zaken toch ook met de
voorbereiding van de schouwburg zijn gebeurd. Heel nadrukkelijk zei toen de groep vanuit
Breda: op deze wijze gaan we daartegen protesteren. Ik dacht dat het u ook alleszins bekend
was hoe dat is gelopen en dat zij met name op het moment van inspraak, een stuk betrokken
heid erbij, niet aan de bak zijn gekomen. Dat is ook wat ik stel. Nu is het formeel zo dat het
college hier een antwoord geeft op het bezwaar dat de schouwburg veel te groot en te duur is.
Daarop geeft nu het college een antwoord en dan denk ik dat het nu de taak is om te zeggen:
ben je het met die bezwaren eens of niet eens? Van onze kant geven we aan dat wij het zeker
met punt b. absoluut niet eens zijn en in de richting van de PvdA: daar zul je moeten zeggen:
ben je het er mee eens of niet mee eens? Je kunt toch niet zeggen: dat is nu niet meer aan de
orde? Het college geeft daar een antwoord op.
De heer VAN DE STEENOVEN
Bij interruptie. Wij hebben gezegd dat wij het er niet mee eens waren in oktober, dus dat
hoeven wij nu niet meer te doen. Dat is op het moment gezegd toen het aan de orde was.
De heer GARRITSEN
Op het moment dat ze deze bezwaren indienen zeggen wij: we verklaren ze niet-ontvankelijk.
Dat kun je dan toch niet zeggen, dan moetje andere argumenten gebruiken. Je kunt toch niet
zeggen op het moment dat ze die bezwaren voor het eerst kunnen indienen: het maakt niet
meer uit wat er als antwoord staat, want dat begrijp ik dan een beetje. Het andere punt is dat
eigenlijk raadsbreed wordt gezegd: een postzegelplan, een klein bestemmingsplannetje, zou
niet meer moeten, maar we kunnen niet anders. Dat verhaal hoor ik al jaren hier in de raad.
Ik zou wel eens willen zien op welk moment de raad nu eens een keer zegt en dan gaat het me