29 MAART 1994 124 tot er een uitspraak is van de Raad van State. Ik zou het college en de wethouder willen vragen wat hun reactie daarop is. Op zich lijkt het me heel logisch datje die mensen tegemoet komt zodat ze niet twee keer extra kosten hebben. Wethouder KOEKKOEK Het lijkt logisch, maar dat is het niet. Want als er een uitspraak is van de Raad van State over het al of niet correct gebruik van artikel 17 ontstaat er een nieuwe juridisch planologische situatie, die in dat unieke geval opnieuw moet worden getoetst, dus dan zou je opnieuw de hele procedure moeten doorlopen. Het heeft er alle schijn van in dit geval dat de advocaat of wie dan ook iets te gretig is geweest met het indienen van een planschadevergoeding, dat hij niet even heeft gewacht tot artikel 17 tot in uiterste instantie is behandeld, maar dat is slechts een opmerking in de zijlijn. De heer GARRITSEN Dat de zaak niet tijdig is behandeld, in deze brief van de advocaten worden motieven aangegeven, heeft te maken met het feit dat de gemeente zelf laat is met het reageren op brieven richting Raad van State. Dat ligt dus buiten de schuld van de advocaat of de bewoners die een bezwaarschrift hebben ingediend, en op die gronden: wat voor risico loop je als we nu zeggen: haal het van de agenda af, we komen er later wel op terug? Wethouder KOEKKOEK Het gaat niet om een risico lopen, het gaat erom datje een procedure inzet, ik zet hem niet, het aanvragen van een planschadevergoeding, maar een ander zet hem in, en datje die netjes afhandelt. Ik kan u zeggen dat de ambtenaren van de afdeling Juridische Zaken van de Vakdirectie Stadsontwikkeling uren en uren vanmorgen hebben besteed aan het doorzoeken van alle mogelijke post om maar te zoeken naar de vraag van de Raad van State of de gemeente iets wilde doen. Er is geen brief boven tafel gekomen, er is telefonisch overleg geweest met de behandelend ambtenaar bij de Raad van State, want de advocaat schrijft dat we ons werk niet hebben gedaan, waarop de Raad van State zegt: u heeft nog helemaal geen brief gekregen want die krijgt u op zijn vroegst pas volgende week. Als dat zo is dan zeg ik: laten we deze procedure correct afhandelen en dat is gewoon op de agenda laten staan. Akkoord. 66. HET VASTSTELLEN VAN DE PROCEDUREVERORDENING PLANSCHADEVER GOEDING 1994 EN HET BENOEMEN VAN EEN SCHADEBEOORDELINGSCOMMISSIE. De heer VAN GURP Ik denk dat de problematiek van planschadevergoedingen zo ongeveer het eerste onderwerp was waarover ik in deze periode het woord voerde en in de laatste vergadering hebben we het er nog over. Ik denk datje met recht kunt zeggen dat het een van de stokpaardjes is geworden maar ik vind het dan ook een heel serieuze zaak omdat we in de afgelopen periode hebben kunnen zien hoeveel geld er is uitgekeerd en omdat het in de toekomst voor de gemeente nog wel eens tot meer financiële uitgaven zou kunnen komen. Wij hebben dan ook altijd gevraagd om de verordening aan te passen. Als je een verordening hebt dan moetje die ook uitvoeren, daarin zijn we ook altijd consequent geweest, maar wij hebben gezegd: pas dan die verordening aan. Er is aan gewerkt door de gemeente Breda en het enige wat daarin naar voren is gekomen aan wijzigingen is dat het inschrijfgeld van 50,— naar 250,-- is verhoogd, inhoudelijk is er niets veranderd op vragen als: het moment van uitkeren, moetje integraal de geleden schade vergoeden of zou je kunnen instemmen met een bepaald percentage? Ik had dan ook voor vanavond een motie voorbereid die daarop nog eens inging. Ik heb inmiddels wat vooroverleg erover gehad, ik denk dat het ook goed

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1994 | | pagina 124