29 MAART 1994 164 Wethouder VAN DONGEN Als we elkaar willen begrijpen, begrijpen we elkaar en als we elkaar niet willen begrijpen, begrijpen we elkaar niet. In die zin ontraden we dus de motie zoals die hier op tafel ligt. Ten aanzien van het totaalplan: we hebben hier een hoogwaardig plan. We zullen aan het eind van dit jaar toetsen wat de ontwerpers in die zin op tafel willen en kunnen leggen en het definitieve oordeel daarover geven en voorafgaand aan alle organisaties die daarover zullen inspreken en betrokken kunnen en zullen zijn, zoals ook in het inspraakplan staat. Wethouder DE BRUIJN Ik zal trachten met de heer Garritsen de gang van zaken bij de Monumentenadviesraad, zoals die heeft gefunctioneerd tot anderhalfjaar geleden, door te nemen om hem proberen duidelijk te maken waar welke plaatsingsbesluiten liggen, wat plaatsingsbesluiten zijn en wat definitieve plaatsingsvoor stellen zijn aan het college. Daarbij vooraf is het ook de heer Garritsen helder dat we in dit monumentenbeleid vorigj aar een driesporenbeleid zijn gaan inzetten waar nadrukkelijkprioriteiten zijn gesteld om die drie sporen uit te werken en waar een van de laatste aspecten van de drie sporen, wat ook aan de commissie is gemeld, de uiteindelijke vaststelling is van de groslijst van de gemeentelijke monumenten. En dat was een van de laatste fases van het driesporenbeleid en dat is bij elk en een iegelijk bekend, dus dat komt er nog aan. De heer GARRITSEN Nu is mijn probleem dat er een vierde spoor zit, dat er eventueel weer gebouwen gesloopt kunnen gaan worden en dat is het spoor dat we niet willen. Dat spoor noemt u nooit, maar dat is wel de praktijk. Wethouder DE BRUIJN Waarschijnlijk is het te laat, maar ik wil toch even proberen door te nemen wat hij heeft gevraagd, want als hij mij onderbreekt wordt dat ook wat lastig. We moeten constateren dat op 21 mei 1991 de Monumentenadviesraad een eerste plaatsing heeft gedaan van verschillende gebouwen op het terrein van de Klooster-/Chassékazerne. De heer Garritsen zal, als hij goed is geïnformeerd over de MAR, ongetwijfeld weten dat de eerste plaatsing een plaatsing is op een groslijst die de Monumentenadviesraad heeft gemaakt naar aanleiding van zogenaamde visitaties, we noemen dat gewoon rondwandelingen, door twee groepen uit de MAR. Die bekijken ieder onafhankelijk een gebied, zij kijken of zij iets voor plaatsing belangrijk vinden en stellen dat voor. Dan komt er het woordje "plaatsing" achter te staan zoals in het verslag van 21 mei 1991Dat plaatsingsvoorstel leidt tot het verder uitzoeken van wat er met dat gebouw aan de hand is, wat er mee is gebeurd in het verleden en wat de waarde is van dat betreffende pand. Dat betekent dat op basis van het eerste besluit-plaatsing er een nader onderzoek gaat plaatsvinden en op een gegeven moment een beschrijving wordt gemaakt van het pand. Op basis van die beschrijving wordt vervolgens een redengevende motivering opgenomen voor het eventuele voorstel tot plaatsing aan het college. Hebt u hem nog? Dat betekent dus dat er naar aanleiding van de beschrijvingen een definitief redengevende voorstel tot plaatsing komt. We moeten constateren en dat is in een dikke nota over de defensieterreinen en die nota kunt u bij mij rustig inzien en De heer GARRITSEN Die nota heb ik, dat is mijn probleem niet. Maar wat u nu schetst had ik graag op papier willen hebben voor deze vergaderingIk heb met een aantal mensen van de MAR gesproken en die vinden het een heel waardevol gebouw en nu denk ik dat u die gegevens die u nu geeft voor die tijd moet geven, dan kunnen wij ook ons huiswerk doen. Op deze manier er iedere keer weer tegenaan lopen is heel onbevredigend.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1994 | | pagina 164