30 MAART 1994
187
stadsvernieuwing kwamen twee zaken tot een oplossing: het plan van aanpak van de Heuvel en
het Centrumgebied van Tuinzigt, waar op dit moment gewerkt wordt om de grond bouwrijp te
maken. Maar er waren ook kleine dingen, kleine dingen waaraan veel bewoners van buurten en
wijken zich konden ergeren, waarvan zij het gevoel hadden: er komt nooit een oplossing. Ik
noem u, als het gaat om Geeren-Noord, het kleine veldje rondom het ketelhuis. Dat veldje was
in de ogen van de bewoners tot een soort ruïne, een alternatieve groenplek verworden. En
uiteindelijk lukte het om met steun van de Milieudienst, van de portefeuillehouder Milieu, ook
portefeuillehouder Grondbedrijf, dat scheelde wel, een oplossing daarvoor te vinden. In de
Hoge Vucht het meldpunt. Daarvan vonden veel bewoners dat ze er recht op hadden, een recht
dat u als raad hen ook hebt toegekend. En tenslotte, als ik naar de Heuvel ga, het café De
Roskam, een doorn in het oog van vele bewoners. Het is uiteindelijk gelukt om de reeds tot een
puinhoop verworden bebouwing te verwerven en als alles goed gaat, wordt er toch in de loop
van dit jaar gestart met de bouw van een aantal sociale koopwoningen door de Woningbouw
vereniging Volkshuisvesting. Dat zijn wat kleinere zaken, waarvan ik weet dat de mensen in de
woonwijken er bijzonder belang aan hechten om daar mee door te gaan. Ik heb met bijzonder
veel plezier en ook weieens onder de nodige kritiek, samengewerkt met de buurtbewoners en de
buurtorganisaties. De talloze bezoeken die ik vanuit mijn functie mocht brengen aan Geeren-
Noord, Brabantpark, Heuvel, Tuinzigt en ook Gerardus Majella, leverden elke keer een schat
aan informatie op, maar ook een aantal vragen in de zin van: kun je daar nou niks aan doen? En
soms kun je er echt niks aan doen, dat heb ik ook steeds duidelijk gezegd en soms wel en dan
hoorde je achteraf de waardering dat het toch gelukt was, dat de politiek een of meer zaken die
in de ogen van bewoners niet deugden kon corrigeren. Het wethoudersschap heb ik ervaren als
een zeer intensieve klus. Mij is ook duidelijk geworden, niet meteen, maar in de loop van de
maanden, dat je de zaken pas echt voor elkaar krijgt als je er persoonlijk achteraan gaat zitten,
als je eisen stelt in de richting van je ambtelijke medewerkers, als je taakstellende opdrachten
formuleert, maar ook en dat vooral, als je de mensen blijft stimuleren en ook waarderen. Dan
lukt het om een aantal zaken die onmogelijk leken tot een volwassen raadsvoorstel te brengen.
En bij dat laatste denk ik met name en Ruud Sandberg zei het ook al net, aan de voorstellen
voor de herinrichting van de binnenstad, een project en toen zat ook Ruud nog in het college,
waarvan wij tegen elkaar zeiden: hoe krijg je dat ooit voor elkaar, wij hebben maar zoveel
miljoen in kas, dat is, zoals de burgemeester het weieens noemde, trekken aan een dood paard.
Met geweldige creatieve inzet van met name de ambtelijke medewerkers en dan noem ik de drie
diensten die zich daar zeer voor hebben ingespannen: de Bestuursdienst, dat is een dienst die
hier niet zo vaak genoemd wordt, maar die wil ik hier met name noemen, de dienst Stadsbeheer
en de dienst Ruimtelijke Ordening en Economische Zaken, zij hebben samen met een aantal
collegeleden eraan getrokken, gesleurd en dat heeft en dat maakt mij zeer blij, gisteravond
mogen leiden tot een unaniem raadsbesluit. Als ik terugkijk, dan spreek ik graag een woord van
dank uit in de richting van de collega's van het college, rechts, links, ook in de richting van de
leden van mijn twee commissies: de commissie Ruimtelijke Ordening, Verkeer, Vervoer en
Openbare Werken en Stedelijk Beheer. Wij hebben in die commissies goed gediscussieerd,
soms ook weieens heel fel gediscussieerd, maar telkenmale heb ik geprobeerd de standpunten
van het college in uw richting te verduidelijken. En als u zaken aandroeg waarvan u ook vond
dat het college ze zou moeten wijzigen, heb ik geprobeerd dat weer aan het college uit te leggen
en toe te lichten. En op die manier denk ik is een groot aantal zaken, zeker de laatste anderhalf
jaar tot een goed einde gebracht. Ook de ambtelijke medewerkers: hartelijk dank. Ik wil er hier
twee noemen, de algemeen directeur van de dienst Stadsbeheer, Christ Rijnen, en de algemeen
directeur van de dienst Ruimtelijke Ordening en Economische Zaken, Andrew van der Zee, alle
twee hartelijk dank, zeker voor het laatste anderhalf jaar waarin een groot aantal zaken tot een
einde moest komen, zij het op een zeer positieve manier. Ik kan deze woorden niet spreken
zonder ook aandacht te geven aan de rol van Hannie, mijn echtgenote, die op een zeer opbou-