27 JANUARI 1994 Mevrouw VAN BEUSEKOM-NIX Wij willen het college niet met zoiets nieuws zo maar, zonder daarover te spreken, door laten gaan. Wij weten dat allerwegen pleidooien worden gehouden voor het opknappen en versterken van woningen van oudere wijken, van na-oorlogse wijken en we zien ook dat in 2005 eigenlijk alles opgelost zou moeten zijn en dat dan de geldkraan wordt dichtgedraaid. Ik denk dat het heel goed is en zo zien wij deze overeenkomst, dat particuliere woningeigenaren een regeling wordt aangeboden waarmee in de komende jaren, ondanks verminderde stadsvernieuwingsbudgetten, toch kan worden doorgegaan. Naar onze mening zou het ook de investeringsbereidheid van woningeigenaren en verhuurders kunnen doen toenemen en dat zou weer kunnen betekenen dat mensen ook in oudere wijken willen blijven wonen. Daarmee zou dan weer een goede mix kunnen ontstaan van inkomensgroepen en het kan worden bevorderd. Het wordt feitelijk een veel bredere doelstelling, wanneer je ook dit meeneemt. Wij hopen dat deze ontwikkeling, deze overeenkomst, heel goed in de publiciteit wordt gebracht en dat het ook heel duidelijk onder de aandacht van die mensen wordt gebracht, die er ook wat mee zouden moeten doen. Een laatste suggestie: we hebben al die muppies; zou daar misschien eens op kunnen: "Verbeter je stad, denk aan het N.R.F.". Ik ben absoluut niet p.r.-gevoelig, maar ik denk dat daar goede kreten voor te vinden zijn. Ik vind dat zo'n hele nieuwe financieringswijze veel aandacht moet krijgen. En wat ons betreft: gooi het de stad in. Wethouder DE BRUIJN Ik ben het met mevrouw Van Beusekom eens dat we hier toch een nieuw instrument hebben dat veel kan betekenen voor Breda, met name voor de woningverbetering maar ook voor de restauratie van monumenten. Het is een instrument waarover we ongeveer een jaar met het N.R.F. over hebben zitten discussiëren, met name over de negatieve aspecten die aan de regelingen zaten en die het N.R.F. tot dan toe hanteerde. Wat dat betreft zijn wij in Breda redelijk uniek, sterker: we zijn uniek en wij zijn een voorbeeld-project voor andere overeenkomsten met het Nationaal Restauratiefonds, omdat we de gevoeligheid voor de rentestand uit het systeem hebben weten te halen. Dat heeft fors wat tijd en vooral veel berekeningen gekost en ik denk dat de oplossing die we hier hebben kunnen vinden goed is. Het is belangrijk, wat dat betreft ben ik het volledig met u eens om de woningen die aangepakt moeten worden ook te kunnen aanpakken en met het beschikbare geld, maar daar kom ik zo direct op terug, zoveel mogelijk woningen aan te pakken en zoveel mogelijk monumenten aan te pakken. Er zit met het systeem van subsidie, op termijn nog een ander groot voordeel bij, namelijk de onderhoudsplicht. Het verschil met de vorige regeling, namelijk de subsidie ineens, was datje, nadat je de subsidie had gegeven, geen greep meer had op het onderhoud van de aangepakte panden. Met deze constructie en de plicht voor onderhoud, die ook gecontroleerd wordt op het moment dat een subsidie op termijn wordt uitbe taald, hebben we veel meer greep op het goed in stand houden van de woningen en de monumen ten. Ik denk dat dat een hele essentiële voorwaarde is, om niet over 10 of 15 jaar opnieuw dezelfde woningen met een hele hoop centen weer overeind te houden. Wat betreft de publiciteit: deze regeling is de basis voor het werken hiermee. Wij zullen natuurlijk in het kader van het Fonds Stadsvernieuwingen, dat we nog aan u doen toekomen, moeten afspreken welke gelden wij beschikbaar stellen voor de verschillende onderdelen van de regeling. Pas dan willen wij de publiciteit in, omdat wij dan ook exact aangeven wat de mogelijkheden zijn, want met deze regeling hebben we de financiële kaders nog niet aangegeven. De financiële kaders die moeten dus nog worden vastgesteld. En ik denk dat we dan goed de boer op moeten met welke p.r.-actie dan ook. En mochten we er niet uitkomen dan weten wij wel wat p.r.-schrijvers te vinden. Akkoord. 16

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1994 | | pagina 16