2 JUNI 1994
238
De heer VAN DE STEENOVEN
U heeft altijd heel veel te vertellen, maar luisteren is een hele kunst, want het is u juist in de
commissie uitgelegd dat dat iets genuanceerder lag dan wat u nu weer hier gaat vertellen. U moet
ook eens een keer wat aan willen nemen van een ander.
Mevrouw CROFT-MITTELMEIJER
Ik geloof als er iemand de kunst in het luisteren verstaat, mijnheer Van de Steenoven, dan is dat
juist de Parel van het Zuiden, zoals u zelf heeft kunnen constateren in uw eigen maandblaadje.
Wethouder DE BRUIJN
Dat er geld terug moet naar het Rijk, dat vinden wij heel vervelend en dat vindt het Rijk heel leuk.
Die zet dat gelukkig in voor projecten in relatie tot de woningbouw, met name in de bodemsanering.
Dus wat dat betreft wordt het nog enigszins goed gebruikt. Aan de andere kant moeten we
constateren dat datgene waarop wij de meest directe invloed hebben en dat is de sociale wo
ningbouw, we een fors hoger programma hebben kunnen halen dan we hadden gepland. Ik denk
dat dat in dat opzicht een goede zaak is. Met mevrouw Van Beusekom maak ik mij zorgen over
de hele scheefgroei, waarvan het de vraag is of we die op deze manier kwijtraken. Los van het
verschil in de berekeningsmethodiek, want bij de sociale woningbouw gaat het over het totale
programma in één jaar en bij de vrije sector is het ijkpunt 31 december, dus dat is moeilijk
vergelijkbaar, maak ik me met haar uiteraard zorgen over de vraag: hoe gaan wij om met die vrije
sector? Het bestemmingsplan is het eerste en het enige waarop wij direct invloed hebben, want
de feitelijke bouw van vrije sectorwoningen hebben wij uiteraard niet in de hand. Het enige wat
we kunnen doen is om in de verdeling van de woningen die in de bestemmingsplannen zitten
expliciet aan te geven wat voor soort woningen daar komen. Dat hebben wij ook gedaan. De 30/70-
discussie hebben we hier weieens vaker gevoerd en die wordt ook expliciet in het bestemmingsplan
opgenomen. Dat is het juridisch kader waarbinnen wij moeten werken. Op het moment dat dan
toch de bouw achterblijft, dan zitten we met een heel ander probleem waar we eigenlijk nauwelijks
vat op kunnen krijgen, want het is natuurlijk de particulier die op een gegeven moment zegt: ik
koop vrije sector, ja dan nee. Wij zullen in ieder geval eens aan de particuliere markt en dan denk
ik met name aan de particuliere beheerders waarmee we binnenkort toch een gesprek hebben, vragen
naar hun inzicht hoe zij tegen die markt aankijken. Maar nog vandaag heb ik begrepen dat zij zich
grote zorgen maken over die markt, omdat het aantal mutaties in het woningbezit sterk afneemt
en de vraag naar woningen ook sterk afneemt en dat schijnt iets te maken te hebben met de verwach
tingen in de conjuncturele ontwikkelingenen dat maakt het natuurlijknog een stuk ingewikkelder.
Maar via de bestemmingsplannen kunnen wij in ieder geval op zijn minst iets doen. En wij kunnen
in overleg met de vrije sector markt nog eens kijken wat er daar aan te doen is, uiteraard in relatie
tot met name de scheefgroei die er isWat betreft de zorgen voor de voortgang van het programma
en een beetje aansluitend op de interruptie van de heer Van de Steenoven het volgende. De laatste
jaren werken we als de raphazen aan grote bestemmingsplannen. U weet dat. U kent ook min of
meer de ontwikkelingen. Wij hebben het daar ook weieens over gehad. Er is een heel programma,
maar bestemmingsplannen maken een procedure door die soms drie, vier, vijf jaar kan duren.
Wij zijn dat traject met het afgelopen college ingegaan en wij zijn daar nu zo'n driejaar mee bezig.
Dan weet u dus ook, afgezien van het feit dat we natuurlijk niet gelijk elk gebied kunnen nemen,
dat gegeven allerlei procedurele ontwikkelingen en procedurele aspecten die daaraan vastzitten
het jaren duurt voordat we definitief iets hebben. Ik ben het volstrekt met mevrouw Croft eens
dat we die bestemmingsplannen zo snel mogelijk moeten krijgen. We doen er ook alles aan en
iedereen is hard bezig met die zaken, maar er moet tussendoor ook nog weieens woningbouw
worden gerealiseerd en dat zal ertoe leiden dat we ook in de toekomst nog weieens met anticipatie
procedures aan de gang moeten.