2 JUNI 1994 241 De VOORZITTER Maar de heer Van de Steenoven komt ook aan zijn trekken. De heer VAN DE STEENOVEN Goed, ik zal het verder proberen kort te houden. De VOORZITTER Het was stom toevallig dat ik nog met de oude politieke verhouding in mijn hoofd zat. De heer VAN DE STEENOVEN Wie weet, is dat een visie voor de toekomst. Mevrouw CROFT-MITTELMEIJER Hoop doet leven, meneer Van de Steenoven. De heer VAN DE STEENOVEN We hebben dit punt mee teruggenomen, niet zo zeer omdat we het een slechte zaak zouden vinden dat op een gegeven moment een varkensmesterij zou worden gesaneerd, ik denk dat dat een milieu winst is, maar tijdens de commissievergadering kwam wel de vraag aan de orde of deze herziening van het bestemmingsplan niet strijdig zou zijn met de leidraad veehouderij en milieu zoals hij door de Provincie is vastgesteld en zoals wij die ook als gemeente hebben overgenomen. Als dat het geval zou zijn, dan zou dat hier een heel kwalijk precedent gaan scheppen en dan zouden we in een situatie terecht kunnen komen waarin we ons niet meer aan die leidraad kunnen houden, omdat mensen zich op die precedentwerking kunnen beroepen. Dat is de reden geweest waarom wij ons hebben voorbehouden. Graag zou ik nog wat duidelijkheid daarover willen hebben. Mevrouw VAN BEUSEKOM-NIX Als u kijkt naar de motivering van de wijziging dan is die wat zwak. Daar staat namelijk "in principe ongewenst"Als je zo'n formulering bij het plan buitengebied doet, dus als je zegt: het is in principe ongewenst en je zegt vervolgens dat er geen vrijstellings- of wijzigingsbevoegdheid is opgenomen, dan wordt het moeilijk. Want "in principe ongewenst" zou volgens dit wijzigings plannetje kunnen betekenen dat het niet is uitgesloten en dan kun je eigenlijk zeggen: als het niet is uitgesloten dan ben je in feite nergens, want dan is alles in feite mogelijk. Feitelijk is dat en dat is ook in de commissie gezegd een heel duidelijk voorbeeld dat er geen beleid is en dat elke volgende aanvrager moeilijk een weigering kan krijgen. En aangezien en dat hebben we ook al aangevoerd, bedrijfsbeëindiging helaas eerder regel dan uitzondering dreigt te worden, is het ook mogelijk dat we binnen korte tijd een veelvoud van maneges en andere activiteiten in het buitengebied zullen zien opdagen. De VVD-fractie pleit voor het opstellen van criteria die een toetsing kunnen zijn voor volgende aanvragen. We hebben u ook gevraagd of het mogelijk is daarover overleg te hebben met de Provincie om het vervolgens weer in de commissie S.O. te bespreken en eventueel vast te stellen, maar ook op een reminderlijst te zetten, zodat het steeds terugkomt. De nu gegeven motivering kan eigenlijk heel slecht een basis vormen voor een toekomstige besluitvorming. Wij zijn in de commissie niet tegen geweest, onze fractie is dan ook voor, maar wij vragen toch om een wat consistent beleid en we moeten het niet mogelijk maken dat er alsmaar maneges komen, omdat er een andere bedrijfsvoeringplaatsvindt. Nogmaals, daarop zou een beleid moeten worden uitgevoerd. Wethouder DE BRUIJN Ik kan beide vraagstellers in één keer beantwoorden. Ik heb naar aanleiding van de discussie in de commissie ME onder de bezielende leiding van de wethouder Milieu nog eens laten vertellen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1994 | | pagina 241