2 JUNI 1994 245 De heer SCHRODER Interpreteer ik het antwoord van de wethouder juist als hij zegt: de inzet is woningbouw, tenzij het volstrekt niet anders kan. En uiteraard is het zo en dat ook op de inzet van de burgemeester, dat wanneer G.S. zouden verdwijnen en er een andere bestuurslaag komt dat we dan wellicht ook van dit probleem af zijn. Misschien dat dat de zaak zou kunnen bespoedigen. De VOORZITTER U deelt mijn mening dus? Dat wordt genotuleerd, mevrouw. Wethouder DE BRUIJN Er tekent zich langzaam maar zeker een raadsmeerderheid daarvoor af, voorzitter. Of ik nu vind dat de insteek woningbouw is, dan gaan wij weer een stap te ver, want u weet ook dat wij nog met een totaal ontwikkelingstraject voor de wijk Belcrum bezig zijn. Maar een insteek van mij op dit moment is te kijken of daar woningbouw mogelijk is en of ik daar met de buurt uitkom voor woningbouw. Als ik nu zeg: er komt woningbouw, dan zal ik waarschijnlijk uit de andere hoek van deze zaal te horen krijgen: hebt u dat dan met de bewoners besproken? Dat zou ik een terechte opmerking vinden, maar ik denk dat woningbouw daar een uitstekende afwerking zou zijn van de wijk, maar het moet wel passen in de ontwikkelingsvisie die wij gezamenlijk gaan opstellen. Akkoord. 110. VOORBEREIDINGSBESLUIT VOOR EEN PERCEEL GELEGEN NABIJ HET PAND CHOPINSTRAAT 15 TE BREDA. 111. VOORBEREIDINGSBESLUIT VOOR EEN TERREIN GLOBAAL BEGRENSD DOOR DE GROENEDUK, TERHEUDENSEWEG, LUIKSTRAAT, NAMENSTRAAT EN HAMDHK. Akkoord. 112. BEZWAARSCHRIFT OP GROND VAN DE WET AROB VAN HET LANDELIJK PLATFORM TEGEN HET ONEIGENLIJK GEBRUIK VAN ARTIKEL 19 W.R.O., TEGEN HET NEMEN VAN EEN VOORBEREIDINGSBESLUIT VOOR EEN TERREIN GELEGEN AAN DE ELLEBOOG. Akkoord, met de aantekening dat de fractie van de Parel van het Zuiden geacht wil worden te hebben tegengestemd. 113. BEZWAARSCHRIFT OP GROND VAN DE WET AROB VAN DE STICHTING REVALIDATIECENTRUM BREDA TEGEN HET NEMEN VAN EEN VOORBEREI DINGSBESLUIT ALS BEDOELD IN ARTIKEL 21 VAN DE WET OP DE RUIMTELIJKE ORDENING VOOR HET GEBIED IGNATIUSTERREIN. Mevrouw CROFT-MITTELMEIJER De commissie heeft hierover uitvoerig gesproken. Ik vind het heel jammer dat wij hierover een besluit gaan nemen, vooral omdat heel duidelijk is dat het een kwestie is van een paar weken en het dan misschien rond is met de bezwaarmaker hoe het verder zal gaan met het revalidatiecentrum. En dan zou er dus helemaal geen bezwaar meer komen. Nu nemen wij een besluit. Dat betekent dat de bezwaarmaker in het kader van de Algemene wet bestuursrecht zes weken heeft om ook weer bezwaar in te dienen. Daar kan hij een schorsing voor aanvragen bij de Rechtbank. Daarmee kan hij uiteindelijk bij de Raad van State belanden. Het lijkt mij gewoon zonde om daar heel veel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1994 | | pagina 245