2 JUNI 1994 248 eigenlijk financieel in ieder geval niethaalbaar bleek. DeheerSinke wees ook op het feit dat destijds in de verkoopcontracten een clausule is opgenomen dat er een sloopplicht ligt, het kettingbeding, waar de heer Sinke over sprak. En als je dan De heer SINKE Bij interruptie, ik vroeg of dat dat zo was, omdat wij tot dusver ontkennend daarover gereageerd hadden. De heer DE LEEUW Mijn informatie reikt zover, mijnheer Sinke, dat dat kettingbeding er ook in opgenomen is, maar u heeft de vraag gesteld aan het college en ik denk dat zij daar nog op zal ingaan. Ik ga er voorlopig in ieder geval vanuit dat dat wel zo is en als je dat dan meeneemt dan zie je op dat moment niet veel grond meer voor de gemeente om eventueel een sloopvergunning te weigeren. Het tweede moment van de inspraak is geweest en het wordt een beetje vergeten, toen wij de inspraakronde zijn ingegaan over de ontwikkelingsschets Zandberg-Ginneken. Toen was met name ook deze locatie aan de orde. Daarvan is op dat moment, jammer genoeg, niet veel gebruik gemaakt voor wat betreft deze locatie. En het is niet duidelijk geworden dat men daar toen ontzettend veel bezwaar tegen had en dat heeft er op zich natuurlijk voor gezorgd dat er een soort verwachting is gewekt, zeker naar de ontwikkelaar die plannen had voor dit gebied. Als je het zo bekijkt, komen we vervolgens op het derde moment van de inspraak dat heeft plaatsgevonden. Die inspraakronde is, zoals daarin ook de pers heel duidelijk is geweest, misschien heel kort geweest. Vrij kort, in ieder geval gezien het moment waarop wij hier besluiten moeten nemen. Maar in de lijn van de tijd waarover wij praten vind ik dat niet zo heel erg kort. Ik vind het wel jammer dat, toen de inspraak kwam, de hoop terugkwam dat het gebouw gespaard zou kunnen blijven van de sloophamer. En hoe jammer dat mijn fractie dat ook vindt, want wij vinden dat een zeer markant punt en wij hadden ook graag gehad dat dat een andere invulling had kunnen krijgen, wij zijn van mening dat dat waarschijnlijk een gepasseerd station is. Door die verwachting is in feite ook een groot gedeelte van de inspraak op diezelfde avond gericht geweest op het behoud van het pand en niet op de verdere invulling van het geheel. En in die zin zou ik het college willen vragen, omdat ik vind dat dat stuk bij de inspraak juist door die verwachting een beetje onderbelicht is geraakt, of er nog een mogelijkheid is om wat extra ruimte te creëren voor inspraak, met name voor het bouwplan op zich. De bezwaren tegen het bouwplan zelf, zoals die bij de inspraak aan de orde zijn geweest, richten zich met name op het parkeren en op het kantoorgedeelte. Zover ik heb begrepen is of wordt er in ieder geval voor wat betreft de kantoorruimte toch wel het een en ander opgelost. Ik denk dat dat een heel duidelijk signaal is naar de inspraak. Ten aanzien van de parkeeroverlast ben ik van mening dat daar zeer zeker naar gekeken moet worden en ik hoop ook dat het college alles in het werk zal stellen om dat probleem goed aan te pakken. Maar waarom nu een artikel 19-procedure? Dat was in feite ook een vraag die blijft. Ik refereer even aan punt 106 van vanavond, waarbij een hele duidelijke discussie plaatsvond over de krapte van locaties om nog woningen te bouwen en dat er een grote behoefte aan woningen bestaat. Wij kunnen nog steeds niet voldoen aan de behoefte van de bewoners van Breda die een onderdak zoeken binnen Breda zelf. Dat aan de ene kant. Aan de ander kant vraagt de ontwikkelingsschets bestemmingsplan Zandberg-Ginneken op dit moment in feite om een vooruitlopen, zeker omdat wij het nog in het bouwplan van 1994 willen meenemen. Die vraagt dus om een artikel 19-procedure. En in die zin wil ik heel duidelijk stellen dat het alleen maar daarom gaat vanavond: het in gang zetten van die artikel 19-procedure en niet om het bouwplan zelf. Daar komen wij nog over te praten. En ik hoop dat u ook toe wilt zeggen dat er wat extra ruimte kan komen voor de inspraak, zodat met name naar de omwonenden goed kan worden geluisterd om daar het een en ander aan te pakken.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1994 | | pagina 248