2 JUNI 1994 267 De heer SCHRODER Mijn volgende vraag had ik eigenlijk alvast voor de tweede termijn genoteerd en die luidt: wanneer uitstel niet mogelijk is, welke garanties kunt u dan bieden voor de begeleiding van die fusering, die op dit moment zo problematisch loopt? Op welke manier zou u dat aan willen pakken? De heer PEETERS Mevrouw Boidin zei het al, het betreft hier eigenlijk een bijzondere gebeurtenis. Maar ik weet waar zij op doelt en wij hadden toch, dacht ik, de hoop mogen hebben dat de herkenbaarheid van het openbaar onderwijs zoveel mogelijk in stand zou blijven en vandaar delen wij grotendeels de teleurstelling die het college uitspreekt in het voorstel. Die deceptie is nog groter, omdat de gang van zaken bij mij althans in ieder geval vraagtekens oproept. Wanneer men eerst gezamenlijk komt tot een intentieverklaring en vervolgens de afspraak maakt dat wat in die intentieverklaring is opgenomen zal worden weergegeven in de statuten en waarvan vervolgens niets terecht komt, dan zet ik daar toch grote vraagtekens bijIk denk dat een dergelijke gang van zaken ook een druk legt op de toekomstige samenwerking. En wat dat laatste betreft bereiken ons nu signalen en mevrouw Boidin verwees al naar de brief die we deze avond mochten ontvangen. Die signalen, waarvan ik niet weet hoezeer zij overeenstemmen met de feitelijkheid, roepen toch wel zorgen op. En ik zou graag willen dat de wethouder daar eens op inging en met name wat op pagina 2 en dat is door andere sprekers ook al gevraagd, onder punt 5 staat aangegeven. De heer LEUNISSE Resten mij eigenlijk nog maar weinig vragen, want er zijn er al veel gesteld. Maar ik wil de wethouder nog graag vragen of hij er van op de hoogte is of de geschillencommissie al is aangespro ken, of al in werking is getreden. Wethouder VAN FESSEM Allereerst, het doet het college deugd, dat u zo lovend bent over de inspanningen van de bestuurscommissie. Ik denk dat de discussie over het openbaar onderwijs die wij aangaan ook samen met de bestuurscommissie zal moeten gaan. Overigens is de bestuurscommissie openbaar basisonderwijs al bezig met een deltaplan, zoals door iemand al werd gevraagd. En wanneer dat aan de orde is, dan kunnen we daar gezamenlijk eens over praten. Wat dat betreft neemt ze haar taak buitengewoon serieus en staat ze eigenlijk voor een vrij ondankbare taak. Uw vraag is: wat houdt de weigering van de instemming van M.R. in? Allereerst moeten we twee dingen goed scheiden. We gaan hier het besluit nemen dat per 1 augustus 1994 De Voorpoort wordt overgedragen, onder de voorwaarde hem op diezelfde datum samen te voegen met de basisscholen De Bijgaard en De Iepenburcht. Dat is de voorwaarde. Stel dat aan die voorwaarde niet wordt voldaan, dan vindt er dus geen fusie plaats, dit is dus een soort ontbindende voorwaarde. Wat we dan gaan doen, dat zien we dan wel, want De Voorpoort is in zijn eentje gedoemd om te sterven. Dus dan moeten we nieuwe actie ondernemen. Maar voorshands gaan we er vanuit en op 31 mei is er nog contact geweest met het bestuur van de stichting Katholiek onderwijs Zuid-Oost, dat de fusie door gaat. De M.R. zegt nu dat ze haar instemming aan de fusie zal onthouden. Het is overigens een adviesrecht. Als dat zo is dan zal er een spoedprocedure in werking moeten worden gezet bij de geschillencommissie en dan kan men er, inclusief aanmelding en uitspraak, binnen 2 weken uit zijn. Wat dat betreft zijn dat procedures waarin in de wet is voorzien. Ik verwacht eigenlijk wel dat die fusie doorgaat, zodat wij als gemeenteraad De Voorpoort overdragen. In feite hebben wij met de onenigheid die er thans plaatsvindt niet zo veel te maken, moreel misschien welen ook wel vanuit een oogpunt van goede samenwerking. Ik ben uiteraard bereid waar nodig te bemiddelen als een beroep op mij wordt gedaan. Dat voor wat betreft die zaak van de medezeg genschapsraad. De inspectie is overigens ook een voorstander van de fusie, tenminste wat ik daarover heb gehoord. Ik hoop dat u wat meer inzicht hebt in de gevolgen van de fusie, ook al

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1994 | | pagina 267