30 JUNI 1994 313 ambtenaren het niet hebben gezegd om wat voor reden dan ook, en dat de wethouder dus onschuldig is in dit geval, hij heeft het direct gemeld, dan vraag ik me af wat voor een ambtenaar is dat dan eigenlijk en wat voor ambtenarenapparaat steekt dan daarbij en moeten we dan met zulke mensen verder blijven gaan, want straks is er weer zo'n akkevietje aan de hand en dan worden we weer voor voldongen of "Van Dongen" feiten geplaatst. Wat betreft Van Tooren, de man die het gebouw heeft gerenoveerd: zijn dochter is nu beheerder. Er komen vele klachten over de manier waarop het pand wordt beheerd. Blijven we daar nu mee doorgaan? Het is duidelijk dat het niet allemaal zo netjes is verlopen met deze personen. Is het dan niet zo duidelijk dat we gewoon zeggen: hup, eruit, we gaan met een ander in zee die het wat beter gaat doen. Kunnen we daaraan eens een keer ook consequenties verbinden, ook richting deze projectontwikkelaar? Een punt dat ook heel duidelijk moet zijn is het grote verloop in deze woningen. Er blijven weinig studenten zitten, dat moet toch wel een teken aan de wand zijn, want er is zo'n nijpend tekort aan studentenhuisvesting. Het feit dat ze er alsmaar uittrekken laat al zien dat het niet zo prettig wonen is daardus ik hoop dat daaruit ook consequenties worden getrokken. Als we er dan toch zoveel geld aan hebben besteed, dan moet het onderhand wel een paleisje zijn geworden en dan zouden ze juist in de rij moeten staan om er te wonen en dat blijkt dus niet het geval te zijn. Ik hoor graag het antwoord van de wethouder op wat er verder mee gaat gebeuren en ik wil de motie nog even in overweging houden. Wethouder VAN DONGEN Ik heb hier in deze raad wel eens leukere onderwerpen behandeld en verdedigd, dus in die zin stonden we, toen we iets meer dan een jaar geleden begonnen, ook enthousiaster tegenover dit voorstel met elkaar in deze raad en dachten we een gouden greep te hebben gedaan om in ieder geval tijdelijk te voorzien in de behoefte aan studentenwoningen, zo was het besluit op 29 maart 1993 ook gebaseerd om daaraan dat bedrag te besteden. Dat was gebaseerd op een besluitvorming in het college in juli/augustus 1992, mede ter voorbereiding van de definitieve stukken zoals we die in maart 1993 op tafel hebben gelegd en het voorstel in de raad is geformuleerd. Dat voorstel in de raad, en ik geef het nog maar aan, was gebaseerd op de toen bekende gegevens, de toen voorliggende offertes, de toen bekende gegevens in overleg met de Brandweer, Bouw- en Woningtoezicht, de nutsbedrijven en met alle anderen die bij een bouwvergunning zijn betrokken. Eerder overleg over de voorstellen met de woningbouwvereniging bleek niet haalbaar en dit is in het college toen niet verder in de besluitvorming betrokken. Wehebbenals college nadrukkelijk in dat proces de verantwoordelijkheid voor de bouw, de begeleiding daarvan en het hele toezicht gelegd bij Van Tooren Vastgoed B.V., met de verantwoordelijkheid te rapporteren over de besteding, de kredietbewaking, het meer- en minderwerk naar het Grondbedrijf. Daar zit de clou. Alle fracties spreken daar ook over. Wat betreft de vraag: hoe is het dan zo kunnen komen? In september 1993 is door de financiële administratie van het Grondbedrijf, en niet eerder, geconstateerd dat er kredietoverschrijdingen plaatsvonden. Waarom zo laat? Ja, dat heeft het college zich ook afgevraagd. Het college heeft dat onderzocht en geprobeerd dat in beeld te brengen. Destijds is door het Grondbedrijf actie ondernomen naar wat de oorzaak, de omvang en de gevolgen waren van die overschrijding. Daarvoor is de periode, en daar vragen de fracties van Groen Links, de Parel van het Zuiden, CDA, VVD en ook de anderen naar, september 1993 tot maart 1994 gebruikt. Had die periode zo lang moeten zijn? Neen. Had het college niet eerder moeten worden geïnformeerd? Het college had eerder moeten worden geïnformeerd. Wat is de oorzaak daarvan? Los van het feit of persoonlijke omstandigheden van medewerkers daarin een rol hebben gespeeld, kan dat nooit een excuus zijn dat het zo is gelopen. Duidelijk is gebleken dat het Grondbedrijf niet voldoende en niet adequaat uitvoering heeft gegeven aan de opdracht ten aanzien van de kre dietbewaking, de bewaking van het bouwproces en de rapportering daarover. Het is een harde constatering, en een constatering die ook met de betrokken medewerkersniet alleen door de porte feuillehouder maar ook door de gemeentesecretaris, ook door de algemeen directeur van de betreffende dienst, nadrukkelijk is besproken waarbij men meer dan buitengewoon op de ver-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1994 | | pagina 313