22 SEPTEMBER 1994 410 OCE en Middelen. De vraag van alle partijen, de vraag of ik in de maanden februari, maart en april zodanige signalen heb gehad dat er voor mij aanleiding was om in te grijpen, moet ik ontkennend beantwoorden. Berenschot kon zich vinden in ons raadsbesluit van 1992 zoals ik onlangs nog in een gesprek met de toenmalige adviseurs van Berenschot heb bevestigd gekregen. Ik ging er dus vanuit dat aan de opdracht kon worden voldaan. Bovendien lagen er andere afspraken. Het bedrijfsplan, een exploitatie-opzet en de toetsing daarvan, zoals was afgesproken in het programak koord, zou ook pas in het najaar geschieden. Terugredenerend zou het onbeschrijfelijk veel gemakkelijker zijn geweest als bijvoorbeeld ten tijde van de programonderhandelingen zicht was geweest op hogere kosten. Maar toen was de directie naarstig bezig met de verdere detaillering van werkschema's en andere noodzakelijkeuitwerkingenzoalsconcretiseringvanlogistiekelijnen, inkoopprijzen, offertes, bijvoorbeeld voor verzekeringen, schoonmaak en uitbesteed werk, alles ten behoeve van een begrotingsopstelling, kortom, een bedrijfsplan aan het maken. Voor mij was daarbij uitgangspunt dat ik niet op de stoel van de directie moest gaan zitten en dat de directie zonder een al te nadrukkelijke bestuurlijke inmenging haar plan als toekomstige N.V.-directie moest kunnen opstellen. Een directie overigens meldt zich gewoonlijk pas als men in de afrondende fase zit. Er is in zo'n proces niet aan te geven: nu zitten we erover heen, we trekken aan de bel. Zoals gezegd, in het kader van de begrotingsvoorbereidingen kwam dit toen nog incomplete bedrijfsplan naar voren. Dit heeft geleid tot eerdergenoemde besluitvorming met betrekking tot de inschakeling van een extern bureau en de informatie aan uw raad. Ik zie ook nu nog niet hoe dit voortvarender had gekund. De opdracht aan Twijnstra-Gudde (T.G.) was om het plan op zijn merites te toetsen en, ik zeg dit met nadruk, zodanig te herformuleren dat het zou passen binnen de financiële randvoorwaarden van het raadsbesluit 1992. Lopende dit onderzoek van T.G. zijn nog vragen van Groen Links beantwoord, onder andere over de exploitatielasten. Uitgaande van de opdracht tot herformulering was er op dat moment geen reden om anders te antwoorden dan is gedaan. Bovendien acht het college een bestuurlijke discussie zonder onderlegger ongewenst. Wat de datum betreft, dat is een heel platvloerse reden: de vragen zijn onmiddellijk beantwoord maar ze zijn te lang blijven liggen, vandaar dat er een misverstand is tussen: er wordt een opdracht gegeven terwijl die opdracht intussen al bezig was. Du moment dat het T.G.-rapport er was is er onmiddellijk in de openbaarheid getreden hetgeen de ruimte bood voor de tot op heden voortdurende politieke publieke discussie. Voortschrijdend in de tijd kom ik bij de T.G.-rapportage. Voor de toetsing is voor een extern bureau gekozen. T.G. is gerenommeerd en vanwege het idee van een second opinion is niet gekozen voor Berenschot. Een aantal aanbevelingen is in het nieuwe bedrijfsplan verwerkt zoals een minder ambitieus congresconcept en het opnieuw bezien van vaste lasten en publiciteitskosten. Na het verschijnen van T.G. waarbij u in de raad van 5 juli inderdaad een zeer bezorgde wethouder zag, zijn er stappen uitgezet. De directie kreeg opdracht om 15 augustus een bedrijfsplan in te leveren, onder wekelijkse rapportage aan het college. Dit is geschied. De concerndienst Financiën werd belast in die tijd alle exploitatieopzetten op een rijtje te zetten en te standaardiseren, u vindt ze als bijlagen. Na de verschijning van het bedrijfsplan zou T.G. worden verzocht een beoordeling te geven. De gemeentesecretaris kreeg de opdracht om direct na het verschijnen van het bedrijfsplan met de concerndienst een advies in te leveren met oplossingen. De directie is gevraagd haar commitment uit te spreken over de uiteindelijke voorstellen. Ten slotte is een raadsvoorstel geformuleerd dat nu voor u ligt. Dat was het stappenplan toen. Op 15 augustus is het bedrijfsplan verschenen en zijn de stappen in gang gezet. De T.G.-be- oordeling was er het eerst: waardering voor het gedegen plan, maar u kent hun standpunt over de bezoekersaantallen, ik kom er later nog op terug. Vervolgens het advies van de gemeentesec retaris. De omstandigheden, de externe uiteenlopende adviezen, de tegenstrijdighedenmet eerdere besluiten en het bedrijfsplan, die omstandigheden noodzaakten een all-over-analyse en een advies van de gemeentesecretaris en zijn concerndiensten. In buitengewoon degelijke concernanalyses worden voorstellen gedaan voor oplossingen en bezuinigen. Dan het commitment van de directie. Er is commitment. Wat de vragen van Groen Links betreft over het ontslag van de heer Inniger,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1994 | | pagina 410