29 SEPTEMBER 1994 477 Wij hebben toch behoefte aan een aantal vragen. Op zich is het natuurlijk te prijzen dat een lid van de raad de creativiteit heeft om een initiatief-voorstel in te dienen. Dat komt niet zo vaak voor, dus op zich is een compliment op zijn plaats in de richting van de heer Adank en zijn mede ondertekenaren. Op 12 april heeft de raad het aantal wethouders op zes bepaald. Dat gebeurde om politieke redenen. Er waren toen vier partijen die samen het college wensten te vormen en twee van die partijen meenden dat ze zoveel goeds voor de Bredase burgerij tot stand konden brengen dat ze elk twee wethouders zouden moeten leveren, vandaar: vier partijen, zes wethouders Nu, vijf maanden later, wordt voorgesteld dit aantal wethouders op vijf te bepalen. En dat gebeurt wederom louter om partij-politieke redenen. Er is na het vertrek van Groen Links uit het college een vacature. De drie partijen, die na het vertrek van Groen Links overblijven, gunnen elkaar die extra wethouderspost niet. Hoe zouden zij het ook met elkaar eens moeten worden over het verdelen van die resterende kluif? Dan zou één partij drie wethouders krijgen of een heel zwakke partij twee wethouders. Dat kan uiteraard niet, daar worden zij het nooit over eens. En al evenmin kunnen ze, CDA, D66 en de PvdA, de politieke moed opbrengen om te zoeken naar verbreding van de coalitie. Zij zouden met de VVD kunnen praten, of met de PvhZ of met allebei samen. Wat ze ook zouden kunnen proberen is het lijmen met Groen Links; kennelijk is de heer Schroder daarop uit, maar hij heeft tijd nodig om een lijmpoging te doen. Maar ook daar zijn de drie andere partijen kennelijk niet erg happig op. Ze willen liever met zijn drieën samen doorgaan. Op zich zijn er natuurlijk heel goede argumenten te hanteren voor een zo klein mogelijk college, zoals de integraliteit van de beleidsontwikkeling, of het beperken van de bestuurskosten. Een college van vijf wethouders was ook, ik herinner er nog eens aan, de eerste optie van de VVD toen de VVD nog deelnam aan de collegeonderhandelingen, nu bijna een half jaar geleden. Een nadeel van een beperkt college is wel de mogelijke overbelasting van wethouders. De heer Adank sprak daarjuist over. Als zich in een sector moeilijkheden voordoen, dan kan de betrokken wethouder overbelast raken. Dat doet zich nu voor binnen de sector Cultuur, met de problemen rond het Chassé Theater; wethouder Van Fessem is dag en nacht bezig met zijn theater, dat is vorige week duidelijk nog eens gezegd in de raad en hij is daardoor overbelast en collega's moeten hem ontlasten van zijn taken. Dat is de situatie die je onherroepelijk kunt ontmoeten op je weg als je met vijf wethouders verder wilt gaan. We hebben de indruk dat er ook in andere sectoren moeilijkheden kunnen zijn. Hier en daar rijzen ze reeds voorzichtig op en sommige zijn al beter zichtbaar, want ook in andere sectoren dreigen problemen en als gevolg daarvan kan wederom een wethouder overbelast worden en zullen de collega's moeten bijspringen. Ook dat is moeilijk bij een college van vijf. Wij willen daarom nog eens met klem vragen aan de indieners van het voorstel wat nu eigenlijk hun argumenten zijn voor dit voorstelEn met name van mijnheer Adank zouden wij graag vernemen hoe dit voorstel zich nu verdraagt met de oproep, vorige week nog gedaan en nu feitelijk herhaald aan de coalitiepartners, om wethouder Van Fessem zoveel mogelijk te ontlasten. En vorige week waren er nog zes wethouders, nu zijn er maar vijf over en het dreigen er ook maar vijf te blijven. Zouden de fractievoorzitters van de diverse partijen kunnen zeggen hoe ze denken dat straks de taakverdeling binnen het college gaat worden? Ik denk dat het van belang is te weten hoe de portefeuilles worden herverdeeld. Het kan best zijn dat de integraliteit van de beleidsstukken ermee gediend is, dat zou dan een argument kunnen zijn, een pleit voor het voorstel. Maar dit argument heeft de heer Adank niet gebruikt. De vraag is ook aan de voorzitters om nu eens precies uit de doeken te doen waarom zij het verantwoord vinden een college te laten bestaan dat steunt op nietmeer dan 20 zetels in de gemeenteraad. Het is de krapst mogelijke meerderheid. Of anders gezegd: een college bestaande uit leden van partijen die bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen samen niet meer hebben gehaald dan 50,1 van de kiesdeler. Het is een meerderheid, maar wel een heel krappe meerderheid. Hoe staat het eigenlijk met het democra tisch gehalte, het democratisch denken bij die drie fracties? Wij maken ons daar ernstige zorgen over. Een vraag nog speciaal in de richting van de heer Adank: hoe verhoudt zich alles met het CD A-verkiezingsprogramma. Daarin stond te lezen, ik citeer: "het bestuur van de gemeente dient

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1994 | | pagina 477