29 SEPTEMBER 1994 506 De heer VAN DE STEENOVEN Ik pleit voor een gedifferentieerde bouw. Maar terugkomend op deze zaak, ook ik vind dat bewoners en ook de bewoners aan het Laagbos recht hebben op een zorgvuldige behandeling. Het amendement, dat toch niet echt een hoofdpunt van beleid zou kunnen zijn voor deze raad, wordt misschien overbodig als de wethouder zou kunnen toezeggen dat er nog eens zorgvuldig wordt gekeken naar de stedebouwkundige inpassing. Ik ken de plek heel goed. Het is een vrij fors stuk grond. Daar zou je heel goed zelfs drie woningen kunnen bouwen en tegelijkertijd ook een behoorlijke afstand kunnen nemen van bestaande woningen aan het Laagbos tot de nieuwbouw. Ik denk dat het gewoon afhangt van wat voor soort woningen je daar realiseert, op welke manier de architect daarmee te werk gaat. Dus ik zou eigenlijk de wethouder concreet willen vragen: kijk nog eens naar het bouwplan, kijk of er mogelijkheden zijn om dat aan te passen, zodanig dat er inderdaad een redelijke afstand blijft van de bestaande woningen van het Laagbos tot aan de nieuwbouw. Wellicht dat dan het amendement overbodig is. Wethouder DE BRUIJN Ik kom zo terug op het aantal. Er zijn ook enkele andere opmerkingen gemaakt: het spoedeisende karakter, onvoldoende argumenten. Wij hebben in de commissie al aangegeven dat het ontwerp- bestemmingsplan, zoals dat in eerste instantie is opgezet en zoals dat nu in procedure is en waaraan ook al overlegrondes zijn voorafgegaan, het bouwvlak in deze zin mogelijk maakt. Dat betekent, dat op het moment dat er een aanvraag komt voor een bouwvergunning en het gebruik maken van artikel 19, dat wij de procedure in werking moeten zetten. Moeten zetten, om de artikel 19- procedure te laten verlopen zoals die moet verlopen. Dat betekent dat uw raad vervolgens moet aangeven: gaan wij die procedure lopen, ja of neen. Dat is gebeurd en vervolgens is ook de zaak verder in gang gezet met de inspraakavond, waarvan het verslag ter inzage is gelegd. Er waren 21 bewoners bijeengekomen en ik denk dat in dezen de gemeente niet alleen met zichzelf overleg heeft gehad. Ik denk dat wij in relatie naar de buurten daarvoor voldoende gelegenheid hebben gegeven. Wat betreft de aard van de woningen, mevrouw Croft gaat er nog even op in, het volgende. Ik herinner mij een discussie in de commissie over Westerpark, waarin door de Parel van het Zuiden en deszelfs vertegenwoordiger toch ook werd toegejuicht dat er vrije sectorwoningen komen. Ik denk dat de wachtlijsten van welke soort woning dan ook op dit moment in Breda groot zijn. Als ik u meld dat voor het Laurenspark, waarover wij binnenkort overigens komen te praten, op een totaal aantal van 123 woningen ongeveer 1.300 1.600 inschrijvingenen belangstellenden waren, dan moet je constateren, en weliswaar worden er geen wachtlijsten bijgehouden voor de koopsector, omdat de koopsector dat in principe zelf moet uitmaken, dat, gelet op de verkoopresul taten en de belangstelling daarvoor, er nadrukkelijk een forse vraag naar is. Mevrouw CROFT-MITTELMEIJ ER Bij interruptie. Er is een wachtlijst voor het Laurenspark zegt u, ingeschreven hebben zich zoveel duizend mensen schijnbaar. Wat ik wil aangeven is dat het niet zo hoeft te zijn dat al die mensen geen huis hebben, dat kunnen ook mensen zijn die nu een koopwoning hebben in de Haagse Beemden en die graag in het Ginneken willen zitten. Wethouder DE BRUIJN En dan verwijs ik u nu naar de opmerking van de heer Van de Steenoven. Mevrouw CROFT-MITTELMEIJ ER Wat ik probeer aan te geven is: doorstroming is van huurwoning of naar duurdere huurwoning öf naar koopwoning et cetera. Het blijkt dat de raad daarover hele andere ideeën heeft, maar dat is doorstromen, en datje dan goedkopere huurwoningen weer vrij krijgt voor de onderste klasse van de samenleving, zodat die daarin kan. En als mensen in het Ginneken in Laurenspark een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1994 | | pagina 506