26 OKTOBER 1994 629 tussen de woningbouwcorporatie en de gemeente is ons helder, die is gisteren duidelijk uitgelegd. Wij vragen ons alleen af of die ook bij de initiatiefnemers zo helder is. En om hen duidelijk te maken dat wij met de plannen serieus omgaan, vragen wij welke maatregelen u zoudt kunnen nemen om die rolverdeling helder in beeld te brengen en wat wij dienaangaande nog voor de initiatiefne mers kunnen betekenen. Verder een reactie op de opmerking van het CDA over hoe wij die nieuwe taakverdeling zouden zien. Ik denk dathet CDA dat goed opgepakt heeft. Wij willen wat dat betreft een zo breed mogel ij ke discussie en wij hopen dat dat ook ondersteund wordt door meerdere fracties in deze raad. De heer TAKS In de eerste termijn heb ik uiting gegeven aan de bezorgdheid van de VVD-fractie over de toestand waarin onze stad politiek en financieel verkeert. Enerzijds zien wij een aanhoudende stroom van rijksbezuinigingen en een ambitieus beleidsprogramma dat nog altijd niet financieel is doorgerekend en anderzijds een college dat steunt op de kleinst mogelijke meerderheid in de raad. De tijd zal leren of de drie coalitiepartners in staat zijn de problemen die zich de komende tijd aandienen samen en alleen het hoofd te bieden. Van de VVD-fractie mag de komende tijd niet meer worden verwacht dan een constructieve opstelling. En dat betekent dat de voorstellen van het college onze steun zullen krijgen, voor zover die voorstellen in overeenstemming zijn met onze opvattingen. Dat laatste is bepalend voor ons stemgedrag. Wij zijn in geen enkel opzicht gebonden aan het college en zijn programakkoord en het college moet vooral niet op onze steun rekenen als het door eigen onvermogen in de problemen verzeild raakt. De beantwoording van onze financiële vragen heeft ons niet in alle opzichten kunnen overtuigen. De indruk blijft bestaan dat het college de financiële problemen voor zich uitschuift. Het is niet eerder voorgekomen dat de financiële doorrekening van een programakkoord één jaar op zich liet wachten. Positief is in elk geval dat het college zich niet het gedachtengoed van D66 over "op termijn sluitende begrotingen" eigen heeft gemaakt. De warrige tekst in de inleiding van de aanbiedingsnota moet, zo meen ik nu begrepen te hebben, zo worden gelezen dat het college zich garant stelt dat voor 1996 een sluitende ontwerp-begroting wordt aangeboden en dat de daartoe benodigde maatregelen in de Kadernota 1996 zullen worden gepresenteerd. We geven het college op dit moment het voordeel van de twijfel. De wethouder Middelen heeft de raad verzekerd dat Breda niet langs de financiële afgrond balanceert. Maar toch ontraadt het college de aanvaarding van het VVD-amendement tot eenmalige bevriezing van de tarieven Onroerend Zaakbelasting voor volgend jaar. Wij zijn met de CD A-fractie van opvatting dat lastenverlichting voor de burgers een prioriteit is die moet kunnen worden afgewogen tegen andere prioriteiten. De keuze voor lastenverlichting betekent inderdaad dat de realisering van andere wensen moet worden getemporiseerd. Gelet op het hoge Bredase belastingniveau ten opzichte van andere vergelijkbare gemeenten heeft lastenverlichting voor ons op dit moment prioriteit. Ook anderen zijn deze mening toegedaan gezien hun uitlatingen: de CD A-fractie, Groen Links en de PvhZ. De VVD handhaaft dan ook haar amendement. Ook onze motie met betrekking tot de V.V.V.-subsidiekorting wordt door het college ontraden. Deze opstelling van het college heeft ons in hoge mate verbaasd. Wij hadden verwacht dat die motie door het college zou zijn overgenomen. De wethouder Economische Zaken zegt met zoveel woorden dat de gesprekken met de VVVom te komen tot een gewijzigde financiële relatie worden voortgezet komend j aar Dat is precies wat ook de motie constateert, namelijk dat het college er niet in is geslaagd de raad tijdig een voorstel voor te leggen om met ingang van 1995 te komen tot een gewijzigde financiële verhouding met de VVD. Is er dan toch geen andere conclusie mogelijk? De heer DE LEEUW De VVD?

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1994 | | pagina 629