11 NOVEMBER 1994
693
De heer AD ANK
De heer Schroder kijkt mij goed aan en hij weet wat ik bedoel. Hij kent mij lang genoeg om te
weten dat ik geen limitatieve opsomming heb gegeven en in die zin alle ruimte heb gegeven binnen
de kaders en criteria die wij daar in gezamenlijkheid voor gaan formuleren. Dat kan ik niet op
een achtermiddag doen, ik werk ook nog overdag. Geen enkele dagelijkse bestuurder kan zijn
verantwoordelijkheid feitelijk nu nemen en waarmaken als de interne en de externe organisatielijn
als los zand aan elkaar hangen en de politiek eindverantwoordelijke weer niets anders kan doen
dan met de handen in de lucht te slaan, want echt slaan mag hij niet. Samenvattend, alle
krachtsinspanningen richten, gezamenlijk, dagelijks bestuur en algemeen bestuur, op een spoedige
afronding van het bouwprojecten rekening en verantwoording. Tot dat moment is voor onze fractie
het vertrouwen wat geknakt. Wij willen wat dat betreft al onze inzet tonen om in gezamenlijkheid
dat vertrouwen terug te krijgen. Ik hoop dat we daar ook de gelegenheid voor krijgen. Toch, om
het een en ander los van de gevraagde toezeggingen duidelijk in de richting van het college uit
te spreken, dient mijn fractie ook mede namens de fracties van D66 en de PvdA daartoe een motie
in en ik neem aan dat zij alle gelegenheid zullen krijgen om in die zin ook hun standpunt toe te
lichten, maar ik dien de motie in namens de twee andere coalitiepartijen.
De door de heer Adank ingediende motie luidt als volgt:
MOTIE (1)
De leden van de raad der gemeente Breda;
gelet op artikel 31 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de raad der gemeente
Breda;
stellen de raad voor zich uit te spreken als volgt:
De raad der gemeente Breda, in vergadering bijeen op 11 november 1994;
kennis genomen hebbend,
van de beraadslagingen omtrent de stand van zaken bouw Chassé Theater (agendapunt 224);
overwegende,
1dat het bouwproces in een cruciale afbouwfase verkeert;
2. dat het hier om een gecompliceerd proces handelt dat gepaard gaat met hoge tijdsdruk;
3. dat het van eminent belang is om dit bouwproces ongestoord voortgang te laten vinden;
4. dat voor diverse partijen, waaronder met name de gemeente, forse juridische en financiële
belangen in het geding zijn;
verzoekt het college,
binnen afzienbare termijn een alomvattende objectieve rapportage aan de raad voor te leggen over
de gang van zaken met betrekking tot de bouw;