11 NOVEMBER 1994 696 het college: aan welke oorzaken is de vertraging te wijten? Wanneer heeft het college de eerste signalen van de fatale vertraging waarover we het nu hebben vernomen? Wanneer werd de mate van die vertraging in de volle omvang bekend? Waarom is de raad niet eerder geïnformeerd? Wat was het college bekend over de voortgang van het bouwproces toen de raad op 22 september jongstleden zijn besluit nam over het voorstel met betrekking tot het bedrijfsplan van het Chassé Theater? We veronderstellen dat op dit moment nog niet exact is aan te geven wat de financiële gevolgen zijn van de schadeclaims, inkomstenderving, extra marketing en promotie en dergelijke, daarop heeft de wethouder gewezen zojuist, daarvoor hebben wij ook begripWe vragen het college wel de raad daarover op zo'n kort mogelijke termijn uitgebreid te informeren. Wanneer denkt het college daartoe in staat te zijn? Hoe zou naar de mening van het college deze financiële tegenvaller kunnen worden opgevangen? Eenzelfde oplossing als in september voor het exploitatietekort ingevolge het bedrijfsplan is toegepast, is volgens eerdere uitspraken van het college niet mogelijk, eens maar nooit weer, weer dezelfde wethouder die daarvan de zegsman is, en wij waren het erg met hem eens over dit punt. Kan het college een indicatie geven in welke richting dan wordt gedacht? Wij vragen de fracties waarop het college steunt met klem af te zien van een herhaling van de recente schouwburg-deal en de daarmee verband houdende programmati sche uitbreid ing van het programakkoordNaar onze mening is het onverantwoord het uitgavenni veau weer verder op te voeren. Het zou meer voor de hand liggen het ambitieniveau te verlagen en politieke trofeeën op te geven of in elk geval te temporiseren en nadere prioriteiten te stellen. De partijen van de marginale coalitie dienen de oplossing van de schouwburgproblematiek tot topprioriteitte verheffen en andere wensen daaraan ondergeschikt te maken. Ze moeten nu eindelijk eens afdoende afspraken maken om verdere ongelukken te voorkomen. Wij zijn het volledig eens met de heer Adank die daarover heel duidelijk was. In dit verband zouden ze ook niet moeten schromen om verdere stappen te zetten op de weg naar werkelijke privatisering van het Chassé Theater. Tenslotte spreken wij onze ernstige bezorgdheid uit over de gang van zaken, omdat we de conclusie moeten trekken dat het college kennelijk onvoldoende greep op het schouwburgproject heeft gehad en ook nog heeft: enkele maanden geleden het oplopende exploitatietekort en nu een dramatische vertraging van het bouwproces met alle negatieve gevolgen van dien. Het lijkt erop dat de bestuurlijke en ambtelijke organisatie niet voldoende is toegesneden op dergelijke grote projecten. Dat doet het ergste vrezen voor de goede afloop van andere grootschalige projecten. Wij vinden het daarom raadzaam dat er een extern onderzoek wordt ingesteld naar de gang van zaken bij het ontwikkelingsproces van het Chassé Theater. Daarover dienen wij een motie in die mede is ondertekend door De Parel. Andere woordvoerders hebben ook dergelijke moties ingediend. Ik moet zeggen dat het ons wat verbaast, als de heer Adank pleit voor een breed gedragen college en een brede steun in de raad voor de oplossing van de problematiek van de schouwburg, dat zelfs het gebaar niet kan worden gemaakt, die motie ter mede-ondertekening aan te bieden aan de partijen die niet tot het college behoren. Het zou eigenlijk een gebaar van goede wil zijn geweest van de kant van het CDA, D66 en de PvdA als ze die stap wel hadden gezet. Wij betreuren dat ook in hoge mate en zijn dus genoodzaakt onze eigen motie in te dienen. We zien straks wel in hoeverre een en ander elkaar dekt. De heer ADANK Bij interruptie, u bent bij dezen uitgenodigd. De heer TAKS Ja, maar dat is wel erg laat, mijnheer Adank. Wij hebben dus ook een motie gemaakt en wij gaan straks dus overleggen met elkaar denk ik of we ze inelkaar kunnen schuiven. De door de heer Taks ingediende motie luidt als volgt:

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1994 | | pagina 696