11 NOVEMBER 1994 707 De heer BOER Die hebben wij al ingediend samen met de VVD. De VOORZITTER Ik dacht dat u nog een extra motie had. De heer BOER Neen, dat hoeft niet. Er is net al gezegd dat wij wekenlang al berichten hebben gehad van burgers van de werkvloer dat er een achterstand is en zoals mevrouw Croft net zei en al vaker door meerdere fracties is gemeld, gonsde het bij de burgerij dat er een vertraging was opgetreden en ik schrik nu een beetje van het gesprek dat Groen Links met de heer Herzberger heeft gehad waarin ze dus nu heel hard zeggen dat mijnheer Herzberger heeft gezegd dat het college en met name de heer Van Fessem is geïnformeerd over de vertraging, want dat is natuurlijk buitengewoon ernstig. Ik zal straks in de schorsing nog bedenken hoe we dat moeten verwoorden, want dat is echt een keihard bewijs dat er blijkbaar méér is geweest. Wij hebben vragen gesteld aan de hand van het artikel in Bouwwereld. Daarin wordteen aantal zaken genoemd dat dusdanig verontrustend was en dat ook eigenlijk al suggereerde dat men klaar móést zijn, maar op een dusdanige manier dat je je afvraagt of dat ook inderdaad zo zou kunnen zijn en dat bevestigt het beeld, dat er al veel en veel eerder signalen moeten zijn geweest van: ditkrijgjenietvoor elkaar. In Bouwwereld wordt ook een reden gegeven en die reden ligt helemaal vooraan bij de besluitvorming. Ik kom even terug op wat de heer De Leeuw zegt: het spookt. Neen, het spookt helemaal niet, wij hebben een paar grote projecten in Breda gehad, die zijn uitstekend verlopen omdat ze uitstekend voorbereid zijn en uit het artikel van Bouwwereld blijkt dat dit project door de grote haast waarmee het toentertijd was besloten en ook de einddata al zijn vastgelegd, de voorbereiding buitengewoon slecht is geweest en het is constant bij het hele bouwproject meegelopen. Dat is mijn indruk die uit Bouwwereld is ontstaan en dan moetje de vraag veel verder leggen. Dat is ook de reden waarom wij op een gegeven moment niet de schuld hebben gelegd bij wethouder Van Fessem. Dit keer doen wij dat ook niet. Naar mijn mening heeft hij gewoon een mank paard gekregen en daar moest hij dan de race mee uitlopen en dat gaat nu eenmaal niet. Ik sluit me ook aan bij wat mevrouw Croft heeft gezegd en ook bij de interpretatie van de voorzitter. Ik zou inderdaad aan de heer Van Fessem willen vragen: kom alstublieft terug, maak het werk af, want ik zie niet hoe in korte tijd iemand zoveel kennis van zaken opdoet om dit dan nog een keer rond te krijgen en elke keer is het zo dat de politiek daar dan kennis verliest, een soort kennisdrain, en dat zou ik buitengewoon vervelend vinden. Maar het is, nogmaals, aan hem vrij om dat te beslissen maar ik vind het en dan sluit ik me aan bij de woorden van de heer Taks, dus niet dapper. Wat betreft het verhaal van de heer Herzberger, wat Groen Links vertelde, dat het eind september klaarkomt: dat is natuurlijk heel belangrijk, aan de andere kant vind ik dat niet erg. Ik hoop alleen: üls het nu klaarkomt, dat het ook goed klaarkomt, dat het niet snel gemaakt wordt om op een gegeven moment, ergens in juni zoals de heer De Leeuw zei, klaar te zijn. Als het nu klaarkomt, ook omdat het seizoen 1995 toch eenmaal naar de knoppen is, laten wij het dan goed doen. Ook omdat in Bouwwereld erop wordt gewezen dat de haast en de veranderingen die tijdens het bouwproces hebben plaatsgevonden de kwaliteit niet ten goede zijn gekomen. Ik zou het betreuren, als dan een schouwburg die vele miljoenen meer heeft gekost dan is gepland, die vele maanden later is klaargekomen dan de bedoeling was, die vier wethouders heeft gekost, als die dan eindelijk klaar is en dat het dan niet werkt: dat zou ik echt een verschrikkelijke schande vinden. De heer HEEREN In de extra raadsvergadering van 14 september jongstleden over het nieuwe Chassé Theater had ik reeds gezegd: de bouw van het nieuwe Chassé Theater wordt een lange lijdensweg en ik ben benieuwd hoe het college zich eruit redt. Helaas blijkbaar niet. De problemen stapelen zich op.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1994 | | pagina 707