23 FEBRUARI 1994 69 politie een aantal afspraken moeten maken en dan zul je, zoals we nu ook hebben gedaan in de eerste bespreking over de plannen van de teams, met elkaar moeten bespreken waar de politie de prioriteiten legt, of de politie de prioriteiten legt bij het chronisch zich op straat bevinden, of bij het concreet aan de slag gaan met bepaalde vormen van toezicht, met bepaalde vormen van criminaliteit. Dat geheel zal zoals u weet nog voor de zomer een keer aan de orde komen in de vorm van de teamplannen in de commissie Algemene Zaken. Dat is denk ik te kort na de college onderhandelingen om daarop een fatsoenlijke integrale veiligheidsrapportage te leggen, maar als we dat spoor gaan bewandelen in Breda en dat zou mijn sterke voorkeur hebben, dan praten we denk ik over een andere periode, dan praten we pas over een periode na de zomer, want dat vergt natuurlijk een nieuwe aanpak. Binnenlandse Zaken heeft in het afgelopen jaar in een paar gemeenten, met name in Nijmegen, daarmee geëxperimenteerd en voordat we dat echt goed op poten hebben zal er wat tijd mee heen gaan. Maar de principiële benadering delen we dus en in die benadering past ook de vraag of je meer politie gewoon sec op straat wil hebben, of dat je de politie zich met andere vormen van criminaliteitsbestrijding wil laten bezighouden. Het is zo makkelijk om alleen maar toe te zeggen: op straat, en iedereen wil dat graag, de politie wil het ook heel graag, maar het moet allemaal wel kunnen, want dezelfde politieman/politievrouw kan maar één keer worden ingezet. De heer Sandberg suggereert nog: zou het niet mogelijk zijn om op een ander niveau contacten te leggen als het op bestuurlijk niveau niet mogelijk is. Voor die ambtelijke contacten geldt in feite hetzelfde als voor de bestuurlijke contacten. Officiële contacten zijn er in dat opzicht niet mogelijk, officieus zijn er natuurlijk zowel bestuurlijk als ook ambtelijk voorzichtige relaties te leggen, maar echte besprekingen zijn er op dat punt nog niet op gang te brengen. Overigens maak ik u, nu dit onderwerp toch aan de orde is gesteld, attent op het feit dat u morgenochtend in dagblad De Stem een verslag zult vinden van een tweetal brieven dat het college van B&W heeft gestuurd respectievelijk naar de commissie Bestuurlijke Organisatie van de Staten, bevattende ons standpunt ten aanzien van Prinsenbeek, maar daar is voor u niets nieuws onder de horizon, daarin is het oude standpunt nog eens een keer gelardeerd met wat nieuwe argumenten. De tweede brief die wij hebben gestuurd is gericht aan het college van G.S. Deze heeft betrekking op de toch wat ons betreft volstrekte afwezigheid van enige coördinatie op provinciaal niveau als het gaat om het ruimtelijk beleid, het beleid ten aanzien van het openbaar vervoer en het herindelingsbeleid. We hebben nu drie ervaringen in de afgelopen maand als Breda opgedaan. We willen van het college opheldering daarover en aanstaande dinsdagochtend zullen we ook met een delegatie van ons college praten met het college van G.S. om op dat punt eens opheldering te krijgen want eerlijk gezegd worden we het langzamerhand een beetje beu. Wethouder VAN RAAK Het integraal veiligheidsbeleid is door een aantal mensen genoemd, en dat betekent dus ook in feite dat vanuit de zijde van de samenleving ook maatschappelijke dienstverlening met een aantal functies direct daarmee te maken heeft. Mevrouw Heerkens ging daarop in en de heer Schroder ging daarop in. Ik denk dat de opmerking van mevrouw Heerkens correct is als ze zegt: als je dan gaat bezuinigen op, ik noem maar wat, het werk dat wordt gedaan door de jongerenwerkers met betrekking tot de straatgroepen, de zwerfgroepen, ik heb daarvoor vorig jaar vanuit de raad op uw initiatief 1 jongerenwerker gekregen, 85.000,— plus 20.000,-- dacht ik voor een accommodatiebehoefte en als daar in die functie bezuinigd gaat worden, dan heeft dat direct effect op het veiligheidsbeleid. Het heeft ook betrekking op het straathoekwerk. Dat betekent dat met de nodige reserve eventuele bezuinigingen daar aangeboden zouden worden, om maar te zeggen: ik zal proberen althans ze zoveel mogelijk te ontzien. Wat betreft de kwestie Princenhage waarop de heer Schroder ingaat, weet u dat we in mei 1993 de nota Zwervend naar een Vast Bestaan hebben aangeboden aan de raad en dat u daarop heeft besloten in te haken op het initiatief van Princenhage om daar die jongerenwerker in eerste instantie in te zetten. Het was een tijdelijke, projectmatige aanpak. De situatie in Princenhage was van dien aard dat op basis van een wijkgebonden initiatief

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1994 | | pagina 69