22 DECEMBER 1994 798 De VOORZITTER Laten wij eens kijken of dat vanavond ook uitkomt. Ik heb geen stopwatch bij mij, maar laten wij kijken of wij zo verstandig kunnen opereren. Als het echt uit de hand loopt, dan vind ik dat wij maatregelen moeten nemen. In principe denk ik dat de oproep van de heer Boer zo begrepen moet worden, dat wij vanavond allemaal op een verstandige manier gebruik maken van onze spreektijd. En als de heer Boer dat zegt, dan is dat een reden te meer om daar vanuit te gaan. Wij zullen zien hoe het in de praktijk gaat; mocht het niet gaan, dan kunnen wij altijd een formele spreektijdbeperking instellen. Ik was gebleven bij agendapunt II, de notulen van 25 en 26 oktober en 11 november 1994. Akkoord. III. MEDEDELING VAN INGEKOMEN STUKKEN. Akkoord. 257. WIJZIGING DRANK- EN HORECAVERORDENING BREDA 1991. De heer SCHRODER Ik kon helaas niet bij de behandeling in de commissie Algemene Zaken zijn. Ik wil u vragen wat de achtergrond van dit voorstel is, omdat de suggestie is dat er iets ruimere bevoegdheden met het oog op de openbare orde zouden moeten komen. Het college suggereert in het voorstel dat het ook zou kunnen betekenen: verruiming van de openingstijden. Maar het voorstel dat hier ligt berust meer op beperkingen. Op grond waarvan meent het college dat deze aanpassing noodzakelijk is? De VOORZITTER De directe aanleiding voor dit voorstel was de gang van zaken rond de situatie op de Grote Markt. Die heeft, zoals u weet, toen geleid tot nader overleg tussen politie, bestuur en justitie. Daaruit is een pakket van maatregelen voortgevloeid. Eén van die maatregelen, die wij toen ook in die besloten vergadering aan de orde hebben gehad, en die ik u toen heb aangekondigd, was deze maatregel. Het essentiële verschil tussen de maatregel zoals die kan worden genomen op basis van artikel 13 van de Drank- en Horecaverordening en artikel 40 van de A.P.V. is op de eerste plaatsop basis van artikel 13 van de Drank- en Horecaverordening (D .HV.) kunnen wij preventief optreden. Dat betekent: als wij reden hebben om aan te nemen dat er ergens stelselmatig verkeerde dingen gebeuren, dan kunnen wij op basis van dit artikel preventief optreden. Artikel 40 van de A.P.V. ziet vooral toe op de repressieve situatie. Ten tweede: de wijziging zoals die nu in artikel 13 van de D.H.V. aan de orde komt, kan slaan op meerdere of op alle inrichtingen, terwijl artikel 40 van de A.P.V. gaat over de individuele inrichting. En het derde verschil is dat artikel 13 met name over de sluitingstijden gaat, dus ook vroeger opengaan en later dichtgaan, terwijl artikel 40 van de A.P.V. over gehele of gedeeltelijke sluiting gaat over een bepaalde periode. Dat zijn de drie essentiële verschillen. En op basis van die drie essentiële verschillen hebben wij gedacht dat het ook in het kader van het openbare ordebeleid een verstandige aanvulling zou kunnen zijn om artikel 13 van de D.H.V. te formuleren, zoals wij die nu aan u voorleggen, mede in onze overtuiging dat die op sommige momenten een nuttig instrument kan vormen. Akkoord. 258. WHZIGINGSVERORDENING GEMEENTELIJKE IDENTITEITSKAART.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1994 | | pagina 798