23 FEBRUARI 1995 105 De heer SCHRODER Ja, onderdeel 3, de winterterrassen, eruit te halen. Het kan zonder problemen De heer BOER Is dat een ordevoorstel of is dat een amendement? De heer SCHRODER Neen, het is geen amendement. Het is een ordevoorstel om dat deel eruit te lichten en om dat in een later stadium in raad en commissie opnieuw aan de orde te stellen. Ik hoor daarover eerst graag het standpunt van het college. Waarom dat voorstel? Laten wij eerst kijken naar de motivering zoals die op dit moment voorligt ten aanzien van de winterterrassen. Er wordt allereerst gezegd dat allerlei verschillende gedoogsituaties en een mogelijke precedentwerking zullen moeten worden vervangen door een nieuwe regeling. Het voorstel suggereert dat dat noodzakelijk is. Waar het om gaat is dat er hier wordt gesuggereerd dat, er zijn gedoogsitua ties, dat is bekend, op twee plaatsen, daarvan een precedentwerking uit gaat. Welnu, ik heb het in de commissie al een aantal keren aan de orde gesteld. Er gaat van de gedoogsituaties zoals die er op dit moment zijn geen enkele precedentwerking uit, sterker nog de afdeling B.J.Z. is er volslagen helder in dat geen enkele horeca-onderneming aan deze gedoogsituatie rechten kan ontlenen. Ook de bestaande gedoogsituaties zullen nooit een beroep kunnen doen op de mogelijkheid om die te verlengen. Wanneer het college en wanneer de raad besluit om neen te zeggen tegen winterterrassen dan verdwijnen de twee op dit moment nog gedoogde winterter rassen. De heer SCHRODER Dat is anders, en ik heb nogmaals de afgelopen weken uitvoerig overleg daarover gehad met B.J.Z.in het voorstel zoals het op dit moment voor ligt ten aanzien van de mogelijke prece dentwerking, wanneer we ruimere winterterrassen gaan toestaan en daarop vervolgens een verordening gaan formuleren. Waarom namelijk? Omdat het probleem zit in de motivering die aan die verordening ten grondslag zal komen te liggen, waarin in dit voorstel wordt verwezen naar het unieke karakter van de Grote Markt. Er wordt nog verwezen naar de relatie met de Grote Kerk om te motiveren dat winterterrassen, ik dacht: aan de zuidzijde maar dat haal ik altijd door elkaar, in ieder geval aan de overkant van het Stadhuis, niet worden toegestaan. Het is een motivering die ook in de ogen van B.J.Z. ontzettend veel problemen gaat geven bij het juridisch waterdicht krijgen. In de toelichting op het voorstel wordt al genoemd dat het toestaan van winterterrassen uiteindelijk zal leiden tot een vraag naar winterterrassen op de Havermarkt, de Veemarkt en eventueel andere horecaconcentraties waaronder wordt genoemd het van Coothplein. Dan kun je zeggen: het unieke karakter van de Grote Markt. Maar als je dat zegt, dan zul je toch onmiddellijk ook moeten constateren dat de Grote Markt twéé zijden heeft, of wellicht als je het een klein beetje wilt kun je ook verdedigen dat deze vier zijden heeft, waar winterterrassen, gelet op dat unieke karakter, zouden moeten zijn toegestaan. Ik mag erop wijzen dat bijvoorbeeld in de Torenstraat ook horeca-ondernemingen zitten die wellicht een optie op winterterrassen zouden willen hebben en dan wil ik wijzen op wat ooit nog eens een keer een idee is geweest, ook ten stadhuize, om aan de kerk vast iets van een serre, iets van een theehuis in glas te bouwen, dus in die zin is het niet zo gek om daaraan te denken en om bijvoorbeeld ook de relatie met de kerk daarin te betrekken, tenzij je inderdaad zegt: wij willen dit absoluut niet, wij willen het stadsgezicht op de Grote Markt weer herstellen en wij willen binnen dat gegeven geen winterterrassen toestaan. Op het moment dat je zegt: wij gaan dat beperkt doen, moet er een volstrekt, maar dan ook volstrekt, heldere en sluitende motivering onderliggen die volledig juridisch dichtgetimmerd kan worden. Uitgaande van de in ieder geval door verschillende fracties in de commissie uitgesproken wens dat er absoluut geen precedent-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 105