28 MAART 1995
130
het besturen van deze stad. Er zullen keuzes gemaakt moeten worden over welke taken wèl door
de gemeente zullen worden uitgevoerd, welke taken we willen afstoten en welke taken we door
derden willen laten overnemen en uitvoeren. En natuurlijk speelt daar het efficiënt omgaan met
geld een grote rol. Het zou er voor het eerst toe bij kunnen dragen dat er geld vrijkomt voor nieuw
beleid, dat niet uit de groei van het budget komt, maar waarbij écht sprake zal zijn van nieuw voor
oud. Uitstel van de kerntakendiscussie zien wij niet zitten, omdat wij daarmee het risico lopen
om in tijdnood te komen. De route naar de gemeentelijke herindeling zal veel van onze tijd vragen.
Wij zijn daarom voorstander van het door het college voorgestelde traject en wij menen ook dat
dit moet leiden tot concrete resultaten. En daarbij is zowel de inbreng van de coalitiepartijen als
van de oppositiepartijen van belang, omdat de resultaten van die discussie vooral in 1997 en later
hun vertaling zullen krijgen. In de commissie Algemene Zaken is vorige maand een voorzichtige
start gemaakt met de discussie over de rolverdeling tussen raad en college. Het ging hierbij om
de uitbreiding van delegatie en mandateringsbevoegdheid aan het college. Van onze kant hebben
we al eerder duidelijk gemaakt dat de raad zich de rol van initiator en controleur moet aanmeten
en dat het college samen met de ambtenaren voor de uitvoering van het vastgestelde beleid borg
moet staan. Om die taak te kunnen vervullen zal de raad daartoe uitgerust moeten worden, een
goed informatiesysteem heeft al eerder op ons wensenlijstje gestaan. Maar ook de ruimte om tot
een goede discussie te komen met betrekking tot belangrijke beleidsvraagstukken, vraagt om
aanpassing. De discussie in commissie en raad zal vroegtijdig aan de hand van discussienota's
gestart moeten worden en het materiaal zal ruimschoots tevoren aan de politieke partijen beschikbaar
moeten worden gesteld, zodat zowel binnen de fracties als met de burgers van Breda voldoende
tijd beschikbaar is voor overleg. Een realistische planning is daarbij onontbeerlijk, evenals
voldoende mogelijkheden om controle uit te oefenen op de uitvoering van het bestaande beleid.
Hoe denkt het college aan dit alles tegemoet te komen? En dan kom je natuurlijk bij die
veranderende rol in de relatie met de burgers. Doordat de raad zich meer op het uitstippelen van
het beleid gaat richten kan de rol en de invloed van de burgers groeien. Er zal meer tijd ingeruimd
kunnen worden voor overleg met de burgers voor zowel het uitstippelen van het beleid als de
uitvoering daarvan. Het initiatief daartoe ligt bij de politieke partijen, maar óók de burgers kunnen
hierin een eigen verantwoordelijkheid nemen en zelf in overleg gaan met de politiek. Duidelijk
moet zijn dat de overheid geen oplossing heeft voor alle problemen waar de burgers mee
geconfronteerd worden en dat daarom zeker op de burgers zelf een beroep gedaan zal moeten
worden. Het particulier initiatiefin dienst van het algemeen belang dient dan ook beloond te worden
door de beschikbare budgetten zoveel mogelijk in te zetten voor activiteiten en zo min mogelijk
voor overhead. Het districtsgewijze werken biedt die ruimte en sluit ook beter aan bij de wensen
van de verschillende delen van de stad. Zo'n omzetting vraagt weer veel van de instellingen, dat
zijn we ons bewust, maar het doel is het leveren van zoveel mogelijk maatwerk, waar de burger
mee gebaat is. Van invloed op de betrokkenheid van de burger bij de stad is voorlichting en
inspraak. We hebben mogen constateren dat er wat inspraak betreft het een en ander verbeterd
is. Een voorbeeld daarvan zijn bijvoorbeeld de grote projecten. Maar toch blijft bij ons de vraag:
w at is de stand van zaken met betrekking tot de nota Eenheid in V erscheidenheidOok de Stadskrant
is een manier om met de burgers in gesprek te gaan en we zijn zeer benieuwd hoe dat gestalte
zal gaan krijgen. Uit de burgerenquête die D66 gehouden heeft, is gebleken dat de inwoners van
Breda graag in deze stad wonen, maar dat ze zich minder veilig voelen. Hier kan naar onze mening
via verschillende sporen wataan worden gedaan, te weten: toezicht, preventie en de randvoorwaar
den. Behoefte aan uitbreiding van toezichthoudende functies vinden wij jammer genoeg niet terug
in deze kadernota. De BPC-projecten spelen een belangrijke rol. De budgetten worden echter niet
altijd geheel ingezet. En daarin zien wij mede een mogelijke financiering voor uitbreiding van
het toezicht. Samen met CDA en PvdA zullen wij daar ook een motie over indienen.