28 MAART 1995 168 De VOORZITTER Ja, een surveillant met B.T. W. Tenslotte, de heer Schroder heeft een aantal opmerkingen gemaakt over de geheimhouding van stukken. Ik hecht er namens het college aan om daar een paar algemene opmerkingen over te maken. Onze algemene lijn is dat stukken, zeker stukken die in commissie en raad worden besproken, openbaar dienen te zijn. Met andere woorden: volstrekte openbaarheid van stukken is regel en zal wat ons betreft ook in de toekomst regel blijven voor de verhouding die we met u als raad hebben. Er is een aantal uitzonderingen. Die uitzonderingen zijn in de Wet Openbaarheid van Bestuur opgenoemd. Ik ben in het fractievoorzittersoverleg met u uitgebreid ook de discussie aangegaan over de criteria, zoals die in de WOB staan. Ik vat ze heel kort samen. Het gaat in het algemeen om financiële belangen van de gemeente, samenhangend met de onderhandelingspositie of om aanzienlijke schade van financiële belangen aan derden. En het kan soms gaan om privacy. Dat zijn, een beetje ruw samengevat, de criteria waaraan wij toetsen. En wij zijn nog steeds, kijkend naar de voorstellen waarbij de afgelopen jaren geheimhouding is opgelegd, van mening dat openbaarmaking van die stukken de onderhandelingspositie van de gemeente en dus ook de financiële positie van de gemeente zou hebben kunnen schaden. Daar kun je over van mening verschillen. Je kunt inderdaad misschien in sommige gevallen zeggen: ik vind dat nauwelijks van invloed op de onderhandelingspositie. Dat is een inschatting die je kunt maken. Daar kan ook per keer in de commissie over worden gediscussieerd, want ook in de betrokken commissie kunt u, kijkend naar het stuk wat vertrouwelijk ter inzage heeft gelegen, zeggen dat u het eigenlijk onzin vindt. Dan kunt u in die commissie daarover een debat uitlokken en dan zal de meerderheid het besluit nemen en tenslotte kan de raad er ook altijd op terugkomen. Dat is ook de procedure zoals we die met elkaar hebben afgesproken en die in het Reglement van Orde en ook in de Gemeentewet vastligt. In dat opzicht bestaat er een koppeling in materiële zin met die WOB. Kijkend naar de onderwerpen, hebben we toen in het fractievoorzittersoverleg toch een redelijke consensus hierover bereikt. Een van de fractievoorzitters interrumpeerde op dat ter rein. Ik denk dat wat dat betreft het college geen enkel verwijt gemaakt kan worden. De zaken die wij geheim hebben gehouden, hadden stuk voor stuk te maken met de onderhandelingspositie van de gemeente Breda of met de financiële belangen. In dat opzicht denk ik dat, wat u gezegd heeft en ook even kijkend naar wat we in het fractievoorzittersoverleg met elkaar hebben besproken, op dit punt niet terecht is. De heer SCHRODER Daar heb ik toch twee opmerkingen over. Een in de richting van het college. Met name waar toezeggingen zijn gedaan aan onderhandelingspartners om onderhandelingen of aanbiedingen die gedaan zijn niet op voorhand op straat te gooien, daar heb ik begrip voor. Maar ik vind dan wel dat met regelmaat getoetst moet worden, ook door het college, of dat nog steeds de actuele stand van zaken is. In een van de gevallen die ik in mijn bijdrage heb genoemd, ging het over toezeggingen die in oktober vorig jaar zijn gedaan en die anno maart 1995 absoluut niet meer actueel zijn, maar waar nog wel steeds aan vastgehouden wordt. Mijn andere opmerking is meer een appèl richting coalitie. Laten we als raad op ons qui vive zijn dat we inderdaad zoveel mogelijk dingen in de openbaarheid gooien en ons niet a priori neerleggen bij het voorstel van het college om alles geheim te houden, want dat lijkt me inderdaad een slechte weg. De VOORZITTER Ik vind het niet juist dat u dat verzoek richt aan de coalitie. Bij het al dan niet openbaar maken van stukken gaat het niet om coalitiebelangen, maar om gemeentelijke belangen: financiële belangen van de gemeente of om de onderhandelingspositie van de gemeente.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 168