28 MAART 1995
175
Wethouder DE BRUUN
Nee, ik denk dat u het grondkosten-instrumentarium moet zien in de totale grondexploitatie, zoals
die voor een bepaald gebied geldt. Daarom moet de zaak van grondkostenook gerealiseerd worden,
misschien via een algemene pot uit welke middelen dan ook, want misschien kan het niet uit de
grondkosten en moet het uit de algemene middelen. Die discussie moeten wij nog krijgen. Als
je uit volkshuisvestelijke overwegingen gelden inzet, moet je dat ook volkshuisvestelijke gelden
laten zijn, want anders krijgen wij een discussie over grondexploitaties terwijl het eigenlijk over
volkshuisvestelijkeaspecten gaat. Diediscussies moetje niet met elkaar vermengen. De opmerking
van de heer Verpaalen, over het feit dat de grondexplotatie bij Concordia negatief was, gaat dan
op een gegeven moment tot een discussie leiden in relatie tot een Volkshuisvestingsfonds of een
volkshuisvestingsdoelstelling, die je wil bereiken. Nou, u begrijpt, dat wordt een pan eten
De heer SCHRODER
Mijnheer Verpaalen begreep ik ook niet, maar van het college hoor ik toch graag een visie op
integraal beleid.
Wethouder DE BRUUN
Ja, maar jemoethetnietvermengen methet grondexploitatie-gebeuren. Dan het openbaar vervoer,
het Mobiliteitsfonds. Als college zijn wij niet zo'n voorstander van fondsen en de koppeling naar
één bron van inkomsten, namelijk de netto-opbrengsten van Parkeerbedrijf. U weet dat dat op
dit moment ongeveer 1 miljoen is. Dat gaat naar de algemene middelen en wordt vervolgens
weer ingezetTot nu toe hebben wij aan de andere kant uitgaven gehad met name voor het langzaam
verkeer, op basis van de nota Langzaam Verkeer, van 2,5 miljoen jaarlijks uit het grote
projectenplan. Als we de directe koppeling leggen tussen het een en het ander, dan krijgen we
daar een probleem. Daarnaast zijn we in discussie met de B.B.A. over pendeldiensten, het
zogenaamde parkeer- en pendelgebeuren, tussen verschillende mogelijkheden. Ik kan geen zinnig
woord zeggen over wat er uitkomt, maar dat moeten wij afwachten. Het komende jaar krijgen
we nog een forse discussie over het openbaar vervoer, ofwel het collectief vervoer, waar veel meer
aan de hand is. Ik zou dat niet direct willen koppelen aan het Mobiliteitfonds; wel uiteraard in
samenhang met het beleid, zoals het de komende maanden op ons afkomt. Ik heb naar aanleiding
van het bestek Openbaar Vervoer 1995 ook in de commissie SO gezegd, dat we dat in z'n totaliteit
tegen het licht moeten houden, maar dat we bij de kerntakendiscussie moeten kijken of het een
apart fonds moet zijn of dat je daar op andere manieren mee omgaat. Nu een fonds, direct gekoppeld
aan de opbrengsten van het Parkeerbedrijf, vind ik te eng. Ik ben het volledig met u eens dat alles
geïntegreerd benaderd moet worden en ik denk dat we vervolgens moeten kijken, wat wij dan willen
en wat dat fonds voor de komende tien jaar moet zijn. Dus nu geen Mobiliteitsfonds, gekoppeld
aan het Parkeerbedrijf, maar andersom: wat vinden wij nodig voor de verschillende vervoerswijzen,
wat hebben wij daarvoor over de komende tien jaar en hoe gaan we dat in het vat gieten? Hebben
wij het ervoor over, ja of nee? En dan zullen wij moeten bepalen hoe we dat wegzetten. Dat was
het.
Wethouder VAN DONGEN
Om bij collega De Bruijn aan te sluiten over het Parkeerbedrijf en de inzet van middelen: u weet
dat we met het Parkeerbedrijf nog een flinke weg te gaan hebben: ten aanzien van het realiseren
van noodzakelijke voorzieningen als het dynamisch verwijzingssysteem en de nodige parkeerplaatsen
onder of boven de grond. Daar zullen we in het kader van de discussie over tarieven en middelen
op terugkomen. Ten aanzien van het grondbeleid is er geen verschil tussen collega De Bruijn en
ondergetekende. Met betrekking tot de voeding van het Volkshuisvestingsfonds, zijn er verschillende
modellen in discussie. Op de grondprijspolitiek komen we terug bij de behandeling van de nota
Grondbeleid. Bij sociale woningbouw hanteren we al sinds jaar en dag niet anders dan de normkos-