28 MAART 1995 176 ten die daarop van toepassing zijn. Dat is ongeveer 20.000,— uit mijn hoofd gezegd, die jaarlijks niet meer stijgt dan het prijs-indexcijfer. Zolang sociale woningbouw zal blijven bestaan, geldt ook die norm, tenzij we met elkaar anders besluiten. In die zin wil ik de discussie wel eens aan over de oorzaak van de gestegen bouwkosten van de sociale woningbouw, maar dat is niet de grondprijs. Bij de discussie over de nota Grondbeleid zullen wij daar nog op terugkomen. Hoe is de positie van de gemeente in verwervingen binnen de bouwlocaties? Zoals de heer De Bruijn al heeft uitgelegd, betekent het in ieder geval dat we strategische locaties zelf willen beheren en ontwikkelen. We proberen invloed te hebben binnen de mogelijkheden, die zowel het ruimtelijk ordeningsbeleid als het grondbeleid ons biedt. Het marktmechanisme wordt ons in die zin nog steeds opgelegd, want de verplichte aanbieding aan gemeenten is nog niet wettelijk. Tegen de tijd dat dat uitgevoerd is, zullen die mogelijkheden er niet meer zijn, gezien de discussie op die markt. Daar komen we bij de discussie over de nota Grondbeleid ook op terug. Iedereen heeft gesproken over beheer en onderhoud van de openbare ruimte. Als wij kijken naar de voorgestelde bezuinigingentenaanzienvanbeheerenonderhoudsprojectendirectewoonomgeving:/ 450.000,-- schuld. In totaal wat de uitvoering betreft: 950.000,-- schuld. Het heeft te maken met de vergelijking, wat we nü doen. Als we daarop gaan bezuinigen, zal dat in de stad zichtbaar zijn en dat betekent consequenties voor uiterlijk en dienstverlening. Het college gaat er vanuit dat, op basis van de inschatting van normen ten aanzien van het technisch en maatschappelijk beheer en onderhoud, het toch verantwoord is. We zijn bezig met de voorbereiding van een buitenruim teplan, waarin we de vergelijking aangaan met de totale openbare ruimte in Breda. De beheer- en inrichtingsconsequenties ten aanzien van technische en maatschappelijke eisen, stellen we in de politiek met elkaar op. Dit gebeurt op basis van vergelijkingen met andere steden, maar ook op basis van de afstemming met andere beleidsterreinen, als veiligheid, kwaliteit van woonomge ving, discussieover prioriteiten ten aanzien van winkelcentraofhoofdstructuur. Deze zakenkomen terug in het buitenruimteplan. Wij zullen daar een totaal financieel plaatje en een organisatorisch plaatje aan hangen. Dat hopen wij aan het eind van dit jaar gereed te hebben. Volgende maand komt het in het college en hopelijk komt het Plan van Aanpak dan ook in de commissie. De betrokkenheid van organisaties en de politiek daarbij is van belang. Dus in die zin zal de definitieve invulling van de bezuinigingen bij de begroting plaatsvinden. Tegen die tijd hopen wij ook een beeld te hebben over de normen, maatschappelijk en technisch, ten aanzien van de buitenruimte in totaliteit. De heer SCHRODER Maar is het zichtbaar maken van die norm maatgevend voor de uiteindelijke invulling van een begroting? Of zegt u: taakstellend moeten die 900.000,-- er uitkomen en dan kijken we wel hoe het ingevuld wordt. Het lijkt een beetje op de discussie andersom die Wethouder VAN DONGEN Het college gaat er vanuit dat de totale invulling verantwoord is. Als uit de discussie blijkt dat het technisch of maatschappelijk niet verantwoord is, dan kunnen we daarover een discussie aangaan. Die uitdaging moeten wij met elkaar aangaan. In die zin zal dan ook de afweging plaatsvinden ten aanzien van de indeling in districten. Dit zal concreet zichtbaar zijn in de stad. Op basis van onze oordeel over normen, schatten wij in dat het nu verantwoord is. Wij zullen daar later definitief met elkaar over oordelen. Dat over het technisch onderhoud. Ik dacht dat collega Van Os op de stand van zaken districtsgewijs werken in zou gaan. Wethouder VAN OS Allereerst toch maar even heel kort over de plaats van de kadernota op dit moment. Een aantal fracties heeft daar opmerkingen over gemaakt. De PvhZ vond dat wij de kerntakendiscussie al hadden moeten voeren. Groen Links daarentegen zegt: voer die discussie eerst en kom dan tot

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 176