29 MAART 1995 196 van wethouder Van Os, die ons nogmaals, dat is al vaker gebeurd in deze raad, verweet dat wij in oktober 1992, alweer een hele tijd geleden, zijn weggelopen. Welnu, ik denk dat dat op dit moment niet meer aan de orde is. Laat ik vooral in herinnering roepen dat wij vanaf september vorig jaar, toen de eerste schouwburgcrisis, om het zo maar te noemen, zich in volle omvang aandiende, erop hebben aangedrongen om nog eens goed te kijken naar de exploitatie. We weten dat het geld kost. 4,6 miljoen is niet haalbaar. Toen zag het ernaar uit dat het 6,4 miljoen zou worden. Laten we, als het dan toch zoveel geld kost, de exploitatie voorlopig in eigen hand houden en op zijn minst kijken of we een proefperiode van drie tot vijfjaar kunnen aanhouden om te kijken of we dat verhaal financieel redelijk binnen de perken kunnen houden. We hebben toen met name gewezen op het belang ervan, dat we niet op dit moment al ons eigen cultuurbeleid in de uitverkoop zouden willen doen. Als het dan toch geld kost, en dat heb ik gisterenavond ook herhaald, laten we het dan voorlopig zelf doen. Verkopen dan wel verhuren kan altijd nog en daar is wat mij betreft onvoldoende op ingegaan. Niet in september, niet in oktober, niet in december en eigenlijk gisterenavond ook onvoldoende. Wat nukkige reacties, zoals gezegd. Bij motie heb ik gevraagd om de onderhandelingen met Xelat te staken. De achterliggende reden ervan is, dat wij uitermate bang zijn dat de grote zaal voor de stad Breda niet meer beschikbaar is, wanneer die inderdaad integraal verhuurd wordt en uitsluitend kan worden gebruikt voor theaterbespeling met een open einde. Ik begreep uit uw eigen reactie in eerste instantie, dat ook het college niet zozeer die visie deelde. Ik kan me voorstellen dat dat in het huidige stadium van de onderhandelingen nog niet direct aan de orde is, maar dat het college toch al een heel eind in die richting dacht, dat ook de grote zaal voor een substantieel deel ook voor eigen cultuur, voor eigen bespelingen beschikbaar moet zijn. En dat terecht, dat is ook steeds de insteek van onze fractie geweest, uit noodzaak er contracten voor bespelingen voor langere tijd, dan denk ik aan drie, vier weken, wellicht twee maanden, zouden moeten zijn om die zaal gevuld te krijgen. Toch een stukje discrepantie tussen uw eigen reactie en de reactie van de wethouder die toch meer benadrukte, dat we de onderhandelin gen niet voor de voeten zouden mogen lopen. Ja, de strekking van de motie is niet Wethouder VAN OS Dat doet u nu, hè? Dat doet u nu. De heer SCHRODER Ja, ik hoor dat straks wel weer. Wethouder VAN OS Nee, want dat ga ik dus niet uitleggen, want dan doe ik het nog erger. De heer SCHRODER De strekking van de motie is niet om welke onderhandeling dan ook voor de voeten te lopen. De strekking van de motie is om zekerheid te krijgen dat wij als Breda een substantieel deel van de grote zaal voor eigen bespelingen over houden. Dus uiteindelijkniet akkoord gaan met een verhuur waarin het risico zit van een bespeling door derden met een open einde karakter. Dat willen wij in ieder geval niet omdat dat absoluut niet past in de randvoorwaarden, zoals die steeds in deze raad aan de orde zijn geweest. Voor het overige krijgt het college van onze fractie alle ruimte om te onderhandelen, om financieel het gat te dekken. Ten aanzien van de motie die onze fractie heeft ingediend over het zwembad en de mogelijkheid om nog eens te kijken of er toch een buitenbad gerealiseerd kan worden, het volgende. Soms moetje het ijzer smeden als het heet is. Neuzend in onze archieven kwam ik een motie tegen van 24 en 25 maart 1993, tijdens de behandeling van de Kadernota 1994. Onze motie verzocht het college om ook de locatie Van Sonsbeeckpark in het onderzoek voor een locatie nieuw zwembad te betrekken. Die motie kreeg toen geen steun en werd afgewezen door de volledige coalitie. We stonden daar erg alleen in. Maar inmiddels is

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 196