26 JANUARI 1995
22
Mevrouw CROFT-MITTELMEIJER
Daar wil ik even op ingaan, mijnheer De Leeuw, dat doen wij zeer zeker, want er waren 24.000
handtekeningen en die hebben wij serieus genomen en uw partij niet, want mijnheer De Bruijn
heeft ze in zijn la laten verdwijnen.
De heer DE LEEUW
Die 24.000 gingen over een openlucht zwembad en gingen niet over een overdekt zwembad,
waarover wij nu praten. En u moet eens niet constant bezig zijn om appelen met peren te vergelij
ken, u moet nu eens praten over het onderwerp dat nu op tafel ligt.
Mevrouw CROFT-MITTELMEIJER
Het gaat over zwemmen en zwemmen is zwemmen. Je kunt alleen maar zwemmen in een zwembad
De VOORZITTER
Het lijkt mij nu een mooi moment om vast te stellen dat de heer De Leeuw en mevrouw Croft
ruimschoots de gelegenheid hebben gekregen om hun mening uit te wisselen en wij gaan nu over
naar de heer Van Heusden.
De heer Van HEUSDEN
Het verheugt onze fractie bijzonder dat het nu ook in Breda tot een referendum komt en dat zal
niemand verwonderen. Wij zijn ons er heel goed van bewust dat een referendum geen panacee,
geen middel is tegen alle kwalen, maar dat geldt natuurlijk voor alle mogelijkheden die onze
democratie biedt. Mits op zorgvuldige en verstandige wijze gebruikt en mits ook naar ik meen
in beperkte mate, kan het een waardevol instrument zijn, vooral als er staatsrechtelijk wat meer
ruimte komt ten aanzien van de keuze van het soort referendum. Het is niet de bedoeling hier een
fundamentele discussie te beginnen over het fenomeen referendum, die gelegenheid doet zich
ongetwijfeld in de toekomst nog wel voor. Het raadsvoorstel nodigt daartoe ook niet uit en dient
alleen maar tot het vaststellen van de noodzakelijke spelregels. In de commissie Algemene Zaken
heeft een uitvoerige en naar ik denk, een interessante discussie over die regels plaatsgevonden.
Ik wil die discussie zeker niet overdoen en mij beperken tot de constatering dat wij ons goed kunnen
vinden in de thans voorliggende versie. Ik wil er wel iets aan toevoegen. Wij, onze fractie, achten
ons gebonden aan de uitslag van het referendum en wij gaan ervan uit dat dat, ook als uitvloeisel
van de afspraken in het programakkoord, geldt voor al onze coalitiegenoten.
De heer MEEUWISSEN
Wanneer wij hethebbenover het voorliggende raadsvoorstel met betrekkingtot dezwembadlocatie
en het raadsvoorstel met betrekking tot het referendum dan kunnen wij, als wij het hebben over
agendapunt 10, stellen dat dit agendapunt in twee brokken uiteen valt. Het eerste betreft het
aanwijzen van een voorlopige locatie en het tweede betreft het referendum. Over de locatie is,
voor wat betreft de VVD, eigenlijk al genoeg gezegd. Er is lang over gesproken. Het voorstel
dat hier thans voorligt en waarin wordt gevraagd een voorlopige voorkeur uit te spreken voor het
Van Sonsbeeckpark wordt door de VVD onderschreven. Het is een bad dat voldoet aan de eerder
ingenomen uitgangspunten dat een nieuw te bouwen zwembad in of nabij de binnenstad zou moeten
liggen. In tweede instantie is het zo dat wat ons betreft de locatie Van Sonsbeeckpark als voorkeur
zeker geldt en dat er voor wat betreft de verkeerssituatie en dergelijke nog heel wat werk te
verrichten staat, laat staan dat wij kunnen gaan praten over het bouwen van het bad en dat zal toch
ook op niet al te lange termijn moeten gebeuren. Ik denk dat wij dan met de portefeuillehouder
nog het een en ander te bespreken hebben, ook in samenhang met de exploitatie van het een en
ander. Het tweede gedeelte van het voorstel betreft het referendum. In de commissie Algemene
Zaken is er door de heer Taks en in de commissie SAW en diverse andere aanverwante commissies